vrijdag 30 september 2011

Tot in de kleine uurtjes (3)


De nog aangeklede romp zie ik nu enkele meters verder op de kade liggen. Koddig om te zien. Bij C&A staan zulke (namaak)rompjes op een statief om een colbertje te showen. Minder bloederig dat wel. Ik neem voor de zekerheid zijn nog goed gevulde portefeuille maar in bewaring, voordat een ander dat doet. Thuis tel ik de poet wel. Om het geld hebben ze het dus niet gedaan.
Politie ga ik nu niet meer bellen. Ome Bram (alias Kleintje Pils) is nu toch dood en wat kunnen die pitbulls er aan doen dat ze hem hebben dood gebeten; die kan de kit moeilijk arresteren. Ze hadden blijkbaar trek in wat lekkers. Jam, jam, smullen van ome Bram. Da’s maar gekheid natuurlijk, die honden volgen alleen maar hun instinct. Of zou iemand die beesten willens en wetens op ome Bram hebben àfgestuurd? Had ome Bram misschien vijanden? Kan toch haast niet, zo’n lieve oude man? Of toch wel?


Mijn bed heb ik die nacht niet eens gehaald. Ik vind mezelf om half negen ’s ochtends terug op mijn driezitsbankje. Ik wordt gewekt doordat er ongewoon lang op mijn deurbel wordt gedrukt en ik sterf toch al van de koppijn.
Het zijn rechercheurs van bureau Hooftplein. Hier vlakbij. Of ze even binnen mogen komen. Vanzelfprekend. Why not?  Zo mogen wat mij betreft ook naar boven komen. Ik vind het allemaal best. Ik pak snel even een zooi paracetamolletjes. Bij mij werken die prima tegen een kater.
Nu zie en ruik ik pas weer mijn laatste restanten kots liggen van vannacht. Tegen het dressoir gekwakt en daarlangs afgedropen tot plasjes op het laminaat daaronder. Als de rechercheurs mijn woonkamer binnen stappen, sta ik met mijn kont omhoog die zure troep op te ruimen. Gelukkig maar dat ik een vent ben, wat zouden ze anders wel niet van me denken!

Of ik nog iets bijzonders gezien heb vannacht op weg naar huis, willen ze weten.  Het kost me moeite de film van vannacht weer zichtbaar te maken. Café de Draaitol, afscheid van mijn vriend René, en dan alleen via de Spangense kade op huis aan. Niks bijzonders eigenlijk. Maar dan gaat me iets dagen…………. ‘iets bijzonders’, tsja,   dat kan je wel zeggen ja:  bloed, bloedplassen, beenhompen en pitbulls met armen in hun bek; het was je reinste horror wat ik daar allemaal zag. Ik was alleen zo godsgruwelijk teut, dat ik niet alles meer precies weet .
‘Het was ome Bram’, zegt de rechercheur, die met de dikke buik.
‘Ome Bram?’ wie is dat nou weer. De rechercheur beschrijft het slachtoffer dan en zegt dat hij ook stamgast is van de Draaitol.
´Oooooo, u bedoelt ´Kleintje Pils´, zeg dat dan meteen, man, ja, sorry ik ben nog niet wakker, hoor´.  
De politiemannen zeggen dat ze bij me aankloppen omdat ik met mijn schoenen in het bloed van Bram heb staan soppen. Mijn bloedvoetstappen leidden hun vervolgens tot mijn huis. Ze hadden ook gezien dat ik een tijdje had staan draalen bij het rompje. Alsof ik daar wat aan het zoeken was. Er zat geen portemonnee in zijn binnenzak of die zat er niet meer  in. Volgens de vrouw die in zijn stamkroeg: ‘de Draaitol’, altijd achter de tap staat, gaat ome Bram nooit op stap zonder zijn portemonnee.
Wij vermoeden, aldus de rechercheurs,  dat de overvallers het op zijn geld hadden gemunt. Een ander motief kunnen we vooralsnog niet bedenken.  
Ze willen gelijk een paar jasjes van me bevoelen. Ik wijs naar mijn groene jasje op de kapstok, dat ik gisteravond aan had. Begin daar maar mee. Dat lijkt me wel zo handig. Tot mijn schrik is het gelijk al raak: ome Bram zijn  portemonnee. Hoewel, de mijne is het  zeker niet. Volgens de rechercheur, die de portemonnee even openmaakt,  is het inderdaad die van Bram. Ik vraag me hardop af hoe die in godsnaam in de binnenzak van mijn jas is gekomen; iemand wil mij zeker een loer draaien. De rechercheurs kijken elkaar aan en lachen smalend alsof ze denken:
‘Ja, ja , houd jij je maar van de domme manneke. Het feit dat jij zoveel geld van ome Bram in je jasje hebt zitten is voor ons voldoende aanleiding je in hechtenis te nemen op verdenking van moord met voorbedachte rade. Op het politiebureau zullen we onderzoeken of de afdrukken van de bebloede vingers van jou zijn.’
Weer wordt er bij me aangebeld de politie wil perse de deur open doen.
´Horen deze honden bij  u, meneer´ vraagt een dame onder aan de trap. De rechercheurs krijgen geen kans om te antwoorden. De twee woeste pitbulls denderen mijn trap op en kleunen in volle vaart bovenop die politiemensen.

maandag 26 september 2011

Tot in de kleine uurtjes (2)

Na die trappistjes op rekening van Janneke, vinden René en ik het echt wel welletjes. Het is alweer bijna licht aan het worden als René en ik als dronken tollies op huis aan gaan. Na een minuut of tien slingeren, scheiden onze wegen. Rene woont Bovendijks; ik Benedendijks, langs de Schie.
Wanneer ik al mijn bitterballetjes en trappistjes d’r uit sta te kotsen, vlak boven een oude roeiboot die in de Schie ligt, doe ik, een afgrijselijke ontdekking: op de grote, zware, zwarte keien onderlangs de kademuur liggen, half in het water, hompen been. Duidelijk mannenbenen; groot, stevig en zwaar behaard. Twee grote plassen bloed. Een spoor gevormd door grote bloeddruppels, dat leidt naar het water.
Of het van die afgerukte lichaamsdelen komt of van de overdosis trappistjes, weet ik niet maar als ik voorovergebogen die hompen in het kanaal nog eens bekijk moet ik  spontaan nog een flinke portie kotsen. Wat een godsgruwelijke straf staat er trouwens op te veel alcohol drinken. Een gevoel van misselijkheid dat je laat janken als een hyena. Een hoofdpijn die alleen verdwijnt bij knetterhard beuken van je hoofd tegen een betonnen wand. Een smaak in je mond alsof je dooie ratten à la crème hebt zitten vreten.

Alleen die beenhompen zie ik, verder niks. Het is te donker om te zien of dat witte pakket, verderop in de Schie, de romp is. Het was blijkbaar niet makkelijk die benen netjes van de romp te scheiden. Met een kettingzaag had gekund. Ik vermoed eerder dat brute kracht gebruikt is. De bovenkanten van die beenhompen zien er nogal rafelig uit. Te zien aan die twee grote plassen bloed zijn die pootjes er gewoon van de romp gerukt.  Waarschijnlijk was het slachtoffer nog in leven, toen zijn benen werden afgerukt. Of hij was nog maar nèt dood, dat kan natuurlijk ook. Zijn bloed was nog niet gestold.
Zal niet makkelijk gegaan zijn, dat scheiden van romp en benen. Ik kan me niet voorstellen dat twee mannen, ook al zijn ze beresterk, dit überhaupt voor elkaar kunnen  krijgen.  
Natuurlijk! Hij zou ook ‘gevierendeeld’ kunnen zijn. De oude Romeinen lustten daar wel pap van. Werd er een ter dood veroordeelde misdadiger of politicus gevierendeeld dan gebeurde dat vaak in een groot stadion, het Collosseum bijvoorbeeld, dat dan bomvol zat met een dol enthousiaste menigte. Toegang geheel gratis. Voor het vierendelen waren vier paarden nodig. Eén paard werd vastgemaakt aan de linkerarm van een persoon; één aan de rechter arm; één aan het linkerbeen en één aan het rechterbeen. De paarden werden dan opgejaagd; alle vier een andere kant op. Armen en benen zijn dan op deze onsympatieke wijze in een mum van tijd van de romp gescheiden. Zou je heden ten dage even iemand willen vierendelen; dan zal zal dat met  4 auto’s of motoren gebeuren.  Maakt wel een teringherrie. Alles en iedereen in de omgeving is dan in staat van alarm. 
Als hier de vierendeelmethode gehanteerd zou zijn, dan zou er toch veel meer bloed zichtbaar moeten zijn en eigenlijk heb ik hier, met mijn kotsmisselijke lijf niet meer dan die twee plassen bloed van die afgerukte benen gezien….trouwens: dat bloed begint nu ook al stevig te meuren. Voor de zekerheid loop ik nog wat verder door en geef mijn ogen goed de kost. Dicht tegen de huizenrij langs de Schiekade ligt iets. Iets wat ik van hieruit niet kan zien. Ik tol er naar toe. Als ik het object  nader, hoor ik gegrom. Van rechts. Van links. Twee pitbulls. Allebei kijken ze me bloeddorstig aan; kwijlend  met een homp arm in hun bek. En tussen hen in ligt een hoofd. Ongetwijfeld van het slachtoffer. Ik zie zijn al flink toegetakelde achterhoofd. Stukjes hoofdhuid en plukken haar liggen naast het hoofd als eierschillen naast een net gepeld eitje. Van hun dreigende gegrom trek ik me niks aan en haal, als een getructe voetballer, de verminkt kop onder mijn voet door naar me toe. Mijn geluk is dat die armen klem zitten in die pitbullbekken. Ze kunnen voorlopig he-le-maal niks beginnen.
Nog een klein zetje tegen die kop en ik zie zijn dodenmasker. Nee! Zie ik dit goed? Dit is verdomme ome Bram van café de Draaitol; de man van tien tot tien op de barkruk. De man ook van 600.000 euri.
De nog aangeklede romp zie ik nu enkele meters verderop liggen. Ik neem voor de zekerheid zijn nog goed gevulde portefeuille maar in beslag, voordat een ander het doet. Thuis tel ik de poet wel. Om het geld hebben ze het dus niet gedaan.
Politie ga ik nu niet meer bellen. Ome Bram is toch dood nou en wat kunnen die pittbulls er nou aan doen dat ze hem hebben dood gebeten. Ze hadden trek in wat lekkers dus zijn ze hem nu aan het oppeuzelen. Jam, jam, niets lekkerders dan ome Bram.  Ach, die honden volgen alleen maar hun instinct. Toch? Of zou iemand die beesten op ome Bram hebben afgestuurd. Had ome Bram vijanden? Kan haast niet. Of toch wel?  

woensdag 21 september 2011

Tot in de kleine uurtjes (1)

Wij , mijn vriend René en ik zitten vanavond al vanaf een uur of zeven te zuipen en een beetje te ouwehoeren in ‘Café de Draaitol’, onze stamkroeg. We hebben vanmiddag samen gevoetbald. We spelen in het tiende van v.v. HLV en ook deze middag hebben we verloren en ook weer met grote cijfers: 7 – 3.  Het wordt zo langzamerhand een traditie voor ons om hier op zaterdagavond het verdriet over de nederlaag van die middag weg te spoelen.
René heeft om te voorkomen dat we door onze bodem heengaan, net een portie bitterballen besteld bij Janneke, de uitbaatster.  Het is dat ik het weet maar ik zou toch zweren dat we in ‘lotiaarD ed éfaC’ zitten, dat zie ik tenminste van achter de bar in sierlijke letters op het grote caféraam staan.  
Dag in dag uit zit hier altijd dezelfde man, op de eerste barkruk naast het raam. Het scheelt maar heel weinig of hij zit op straat. De letter ‘i ’ van lotiaarD op het caféraam staat precies boven zijn hoedje. Vóór hem staat een glaasje bier. Zijn glas is vol, half vol of half leeg maar nooit zit hij daar met een leeg glas voor zijn paarse neus. ‘Kleintje pils’ noemen we hem hier. Van 10 uur ’s ochtends tot 10 uur ‘ avonds kan je hem hier uittekenen. Ook altijd diezelfde houding, ellebogen op de bar, gekromde rug, kin bijna loodrecht boven zijn bier; ’s middags zakt zijn kin bijna zijn glas in.
René vertelt me dat Ome Bram (want zo heet Kleintje Pils in het echt) renteniert. Hij is nog maar net vijftig en hij werkt al zeker acht jaar niet. Hij heeft een paar dochterbedrijven van de Post naar de kloten geholpen en vijftigduizend mensen verplicht om hun vaste contract in te leveren voor een tijdelijk arbeidscontract. Na de reorganisatie liep zijn contract af en ontving ome Bram de ruimhartige bonus mee van 600.000 euro.
Dan verbrand ik me bek opeens toch lelijk aan zo'n kokend hete bitterbal, zeg.  Impulsief spuug ik het balletje uit en dat plonst in Janneke's spoelwater. Wel stom!
Van die 6 ton kan hij Bram nu alweer 8 jaar redelijk rondkomen.  Bram heeft niet zo veel nodig. Het is tien uur; hoogste tijd voor  ons  'kleintje pils'.
Onder de mooie ronde kleine ‘o’ van ‘Café de Draaitol’ staat Janneke, de vijftig jarige Draaitol-diva annex uitbaatster. Haar naam, doet iets kleins vermoeden maar dat is allerminst het geval. Ze had gewoon beter Jan kunnen heten, want  ze  is een mevrouw waaraan werkelijk alles groot is, tenminste alles wat van de buitenkant zichtbaar is. Want mijn broer Simon, die zich hier ook al mag laten vollopen, heb ik wel eens horen zeggen dat Janneke, wel grote tieten heeft maar een klein hartje. Hoe hij aan die wijsheid gekomen is, heeft mijn broer me nooit verteld.
Janneke is vandaag bijzonder in haar sas, zo zegt ze,  want Chiel, een ex-buurtgenoot en een oude vlam van haar, is vanmiddag weer eens langs geweest. Chiel is hier jarenlang de buurtpostbode geweest. Zeker drie jaar geleden dat hij hier was. Hij ziet er slecht uit, die jongen. Problemen. Volgens René heeft zijn vrouw hem gedumpt en houdt zij het nu met een 10 jaar jonger ventje.
Met een vies gezicht vist Janneke de verminkte bitterbal uit haar doorgaans zo proper spoelwater. Om haar gemopper daarover voor te zijn vraagt René hij aan haar:
‘Niks voor jou, zo’n jonkie als Chiel?’.
‘Nou, René, een groen blaadje is niet te versmaden maar ik vrees dat die oude grijze Thijs van mijn geen goedkeuring zal geven aan die relatie en je weet hoe Thijs is.’
‘Jaloers mannetje hè?’ zeg ik. ‘Dat is wel jammer, want zo’n prachtige vrouw als jij, Janneke,  heeft juist een ruimdenkende, trouwe, liefdevolle partner nodig èn talloze stille en iets minder stille aanbidders. Daar word je alleen maar mooier van.’ Dat komt lekker aan bij haar.  Ze gaat eens extra goed rechtop staan, kijkt tevreden neer op haar weelderige boezem, streelt zichzelf over beide nog redelijk slanke flanken en zegt dan, tevreden lachend:
'Jongens, neem nog wat te drinken op mijn rekening!' Na die trappistjes op rekening van Janneke, vinden René en ik het echt wel welletjes. Het is alweer bijna licht aan het worden als we tollend op huis aan gaan




wordt vervolgd

zondag 18 september 2011

Toeclips (2)

‘Mieneer, deze winkel viel klein. Viel klein moeilijk verkopen fiets hier.’  De zwaar besnorde Turkse chef van dit Aldifiliaal heeft helaas niet begrepen wat ik wil. Maakt niks uit. Ik heb zelf geconstateerd, dat wat ik wou hebben: wielrenschoenen, er  gewoon niet zijn.
De andere Aldi zit in een voormalig ziekenhuis, dat tot winkelcentrumpje is omgebouwd. Een mooie grote Aldiwinkel. En jawel, ik zie ze van verre al liggen maar ook hier geen maatje 45.

Ik loop nu een lege winkelwagen voort te duwen. Die beveiligingsbokito hier verplicht me daartoe. Gewone kleine winkelmandjes, zoals bij elke supermarkt, kent Aldi niet. Of je nu voor een pakje boter komt of voor 100 rollen pleepapier, dat maakt niet uit: de kolossale winkelwagen is verplicht.  En wat ik dan weer eens meemaak in de buurt van de kassa. Ik bedoel in de buurt van die drie kassa’s. Daar staat een file van 13 klanten vòòr me. Dat wordt gewoon minstens twintig minuten à een half uur in de rij. Razend maakt het me dat ze met déze drukte, één van de drie kassa’s gebruiken. Bij Albert Heijn trouwens hebben ze veel  kassa´s en het merendeel daarvan is nog open  ook. Alleen ben je in die zaak wel veel geld kwijt voor je boodschappen.
Het valt me nu trouwens ineens op dat de rij voor de kassa zich moet opstellen langs een schap gevuld met chocola, drop en ander lekkers, koek ook. Dat zal vast niet per ongeluk zijn. Heerlijk geurend. Ik ben daar niet gevoelig voor die snoeptroep maar ik zie menige klant vòòr me zwichten voor de verleidingen en hun winkelwagen volstoppen met de lekkernijen.

Daar sta  ik dan, voor lul in de rij, met mijn lege karretje.
‘Kan er niet een kassa bij?’, bast een van de klanten chagrijnig. Het is, een oude vent, een ruwe bonk, vast een havenarbeider of zo met zo’n grote kop, een zware baard. In zijn winkelwagen liggen twee sixpacs Aldibier, vijftien pakken namaak zware Van Nelle en drie felgekleurde king-size aanstekers.
Daar staan we dan met zijn veertienen; oh nee zestienen want er staan er inmiddels twee achter me. Even een beetje loeren in de andere wagentjes. Toch tijd zat.  De ene klant  heeft voor drie weken eten ingeslagen de ander staat te zuchten met dat blikje tomatenpuree in zijn kar. Er staat er een met drie kratten bier en dat half kreupele omaatje, wat zie ik in háár boodschappenwagentje? Nee hè? Godgloeiende godverdomme: die wielrenschoenen maatje 45, mijn maatje! Dat oude klerewijf heeft die schoenen vlak voor mijn neus weggekaapt. Ben ik een paar minuutjes te laat, Sjiezus! Nu sta ik hier met lege handen. Zal ik, heel sneaky,  een poging wagen om die schoenen over te hevelen naar mijn wagentje? Die beveiligingsbokito zie ik wel steeds mijn kant op kijken. Zou hij mijn gedachten kunnen raden?
‘Zijn die schoentjes niet veel te groot voor u, oma?’ vraag ik, wijzend naar de schoenen in haar kar.
Ja, voor haar zouden zij zouden ze te groot zijn:
‘Ik heb zelf maatje 36 en het is al heel lang geleden, dat ik naar de sportschool geweest ben, jongeman. Nee, deze zijn voor mijn zoon, die heeft maar liefst maat 45; maat kano zeg ik wel eens. Nou dat vindt hij helemaal niet leuk om te horen.’
‘Mag ik ze even nader bekijken, mevrouw?’vraag ik .Haar antwoord wacht ik niet af. Ik pak ze gewoon.  
‘Ik heb ook maatje 45, oma. Helaas lag er niks meer in de bak van mijn maat.’
‘Ja,’ zegt ze, ‘dat klopt, dit was de laatste. Ik had echt geluk deze keer.’
‘Tsja, zeg ik terwijl het maatje 45 langzaam in de richting van mijn kar beweeg.’
‘Mijn zoon is zo’n grote vent, die heeft echt wel zo’n grote maat nodig. Hij werkt hier. Kijk daar staat hij toevallig en ze wijst op de beveiligingsbokito.’
Hij heeft al een paar stappen in mijn richting gemaakt.
‘Gefeliciteerd mevrouw,’ zeg ik en gooi de schoentjes weer gauw terug in haar wagentje.

Mijn hoop is nu alleen nog gevestigd op de Aldi bij Pathé op Zuid.
Ik vraag aan de chef waar het fietsspul ligt. Hij wijst naar een bak.
 ‘U moet wel snel wezen, meneer want die schoenen zijn zo weg.’ Ik ren als een gek naar die bak, want ik zie nòg een sportief ogende heer die kant op lopen. Die blijkt voor wat anders te komen. Hij pakt een pot boerenjongens op brandewijn en loopt naar de kassa.
Buiten adem en bezweet, na het pittige fietstochtje over de Willemsbrug, kan ik slechts constateren, dat hier wederom alleen nog maar de kleine maatjes aanwezig zijn.
Achteraf vind ik nog het ergste, dat ik de Aldi voor deze belazerij eigenlijk nog beloon ook, door de ingrediënten voor mijn avondeten in die zaak te kopen: een bloemkooltje (lekker, met kerrie-ananas-saus en een balletje gehakt) en een  tiramisutje.
Als ik die schoentjes onder het avondeten aan had kunnen hebben, ….dan had ik, zeker weten, twee keer zo veel van mijn bloemkoolprakkie kunnen genieten als nou. Echt waar! Maar ja, niks aan te doen.

donderdag 15 september 2011

Toeclips (1)

Soms heeft de ALDI,  die zaak ken je toch wel? Niet? Nou, dat is  die pakhuisachtige super, waar het altijd zo’n teringzooitje is. Mensen die daar werken, kan je nauwelijks verstaan. Ze worden pas bij ALDI aangenomen als ze eerst een halfjaartje met de straatkrant voor de winkeldeur hebben gestaan. Aldi  betaalt zo vèr mogelijk onder het minimumloon en vakbondslidmaatschap is ten strengste verboden……maar: ze hebben heerlijke jammetjes, zo vol van dat heerlijke Duitse fruit….zalig.  Zo af en toe heeft ALDI iets branche vreemds in de aanbieding, iets  wat je dus helemaal niet bij die armoedzaaierszaak zou verwachten: een printer, computer, een fiets (met elektrische motor) voor de oudere dames, net als: een setje van drie gedurfd vormgegeven vibrators in de vrolijk fluoriscerende kleuren groen, rood en geel.
Vandaag lokt Aldi me naar zijn rommelsuper om wielrenschoenen te kopen. Let op beste klant: we slaan niet zo’n grote hoeveelheid in; dus wees er snel bij, op is op.  Het zijn van die schoenen, die je met een clip, onder de zool,  vastmaakt aan het pedaal. Toevallig was ik daar net naar op zoek, want op de sportschool doe ik aan spinning. (Dat is driekwartier walgelijk hard fietsen, veel zweten en geen meter vooruit komen.) Tot op heden deed ik dat spinnen op gewone sportschoenen, die schoenen waar je ook mee wandelt, fietst, roeit en thuis de krant op leest. De laatste paar spin-sessies krijg ik echter flink pijn aan mijn tenen (vooral mijn grote kalkteen). De spin-juf vindt dat heel logisch, dat  ik pijn aan mijn tenen krijg met zulke zwerversschoenen, sorry hoor, zegt ze ook nog met een gemene glimlach. Nou, nou, die sportschooljuffen zijn ook niet bepaald tactisch te noemen.  
‘Je ken het beste schoenen met toeclips kopen, SPD systeem,’ zegt de juf. 'Toeclips hechten je schoen en jou vast aan de pedalen, zodat die druk op je tenen niet kan ontstaan.’

De ALDI heeft volgens de folder die ik dezer dagen in de bus kreeg, zijn  toeclips en bijbehorende schoenen in de aanbieding. En niet alleen dat, maar ook fietsshirtjes, broeken, jacks, handschoentjes, regenkleding en fietsverlichting. Bij de gemiddelde fietszaak zijn die wielrenschoenen vanaf een euro of vijftig te koop. Nu bij de Aldi in de aanbieding: 22.90 euro!! Kan toch nooit wat zijn zou je zeggen. Het is wel wat!! Ik heb van verschillende mensen zeer lovende woorden gehoord over dat Aldi merk.

Vanochtend eerst naar de sportschool; voornamelijk om te spinnen, nu helaas nog zonder die toeclips. Ik doe daar verder nog wat oefeningen voor mijn buik-, been- en borstspieren.  Daarna op naar de Aldi. Er zijn twee Aldi’s bij mij in de buurt. Allebei op ongeveer een kilometer lopen (fietsen ook) van mijn huis. Ik kies het filiaal langs de Rotte, een klein pakhuis, volgepropt met van alles en nog wat; elke huisvrouw zou in zo’n geval zeggen: ’Je moet maar niet op de rotzooi letten.’ Alles, werkelijk alles wat deze super belooft te verkopen verkoopt deze super, zelfs de wielrenschoenen: maat 41, 42, 43, 44 van elke maat maar liefst één paar......helaas.......maat 45, mijn maat  ontbreekt. Ik had het natuurlijk kunnen weten. Had ik maar eerst eens goed nagedacht. Het is een lokkertje. De Turkse filiaalchef, die in een onbevlekte slagersjas, met een blocnote in zijn hand de voorraad staat te tellen, zei het me ook al:
‘Mieneer, deze winkel viel klein. Viel klein om verkopen fiets.’  Hij heeft niet begrepen wat ik moest hebben; maakt niet uit. Ik heb zelf geconstateerd, dat dat, wat ik wou hebben,  er gewoon niet is.

wordt vervolgd

zondag 11 september 2011

Met de bus naar Brabant (2)

Vòòr de touringcar staan de chauffeur en Wanda te bakkeleien. Zij wil Brutus persé mee hebben in de bus en wat Wanda in haar kop heeft, heeft ze beslist niet in d’r kont. Met haar onvrouwelijk zware stem, zegt ze, in plat Rotterdams:
‘Chauffeurtje, je ken twee dingen doen. Of je weigert Wodan mee te nemen en dan  loopt je een grote kans dat Wodan straks zomaar een flinke hap uit je broek neemt en dat betekent: weg leuke dag voor het  chauffeuremannetje. Of je stopt heel snel met dit gekut en je laat Wodan gewoon je bussie in; dan maken we er samen gewoon een toffe dag van.‘
‘Neen, dat kan ik echt niet maken, mevrouw, in deze bus mogen geen honden.’
‘Zit er dan misschien een lief klein kanariepietje in dat mandje van Cisca? Volgens mij zit er een 100 procent  kuttenlikkersteefje in dat mandje, jongen?’
‘Ja, maar dat is zo’n klein hondje, mevrouw. Die kan wel tien keer uit uw hond.’
‘Zo, je heb zelf zeker niet in de gaten hoe vreselijk je uit je nek staat te lullen, broer? Ik weet niet waar je vandaan komt maar in Rotterdam, is een hond gewoon een hond of tie nou groot is of klein, sorry hoor.’
‘Mevrouw, u kunt praten als Brugman, ik neem dat grote bakbeest van u echt niet mee.’

‘Meiden, kom es effe!’
 Met zijn tienen pakken ze het tenger gebouwde chauffeurtje op en dreigen hem de Rotte in te jonassen, als hij bij zijn weigering blijft.
Uiteindelijk kermt hij angstig:
‘Okee, okee, laat hem dan maar in de bus maar houd hem stevig aan de lijn……….. En als hij zijn behoefte doet in de bus, ruim je het zelf allemaal op!
‘Ja, dan schep ik die drollen wel netjes in je petje, chauffeurtje,’ zegt Wanda, ‘schei toch uit man.’ De meiden hebben grote lol.

Die kleine kuttenlikker van Cis, gaat vreselijk opgefokt zitten keffen tegen Wodan, die ruimschoots de tijd neemt om het minkukeltje in dat mandje te bestuderen.
‘Dat ze met droge ogen zoiets ook nog een hond durven noemen,’ zie je Wodam denken, ‘overigens (snuf, snuf) verspreidt ze wel geilmakend geurtje.’
‘Wodan, af! Af, Wodan,’ zegt Cisca doodsbang. Wodans staat met zijn voorpoten op de bovenbenen van Cis en zijn grote kop verdwijnt in het mandje van de bibberende Geertje. Wat er precies in dan mandje gaande is, is niet duidelijk te zien maar de buspassagiers zien en horen Wodans gretig likkende bewegingen. Geertje kan slechts wat benauwd piepen.
Ten lange leste zegt Ciska:
‘Wanda, trek jij je grote muil eens open tegen die hond van jou; hij staat dat lieve kleine poepie veel te ruw af te raspen van onderen. Echt niet normaal meer, hoor! Niet om het een of ander maar dadelijk krijg ik ook nog een beurt..’
‘Nou, nou Cis, ken het niet een toontje lager maar eh….een beurt van Wodan??....jij???....jammer voor jou Cis maar daar mag jij, op jouw leeftijd, alleen maar van dromen, wijffie. Vijftig plussers wordt ie niet meer warm of koud van.’ ’De andere meiden komen natuurlijk niet meer bij van het lachen.
'Oh,' zegt Cis, 'dus jij kan op jouw leeftijd nog lekker van Je Wodan genieten, zeker?'
Gegniffel in de bus; dat was wel een goeie van Cis.
‘Nou, hou dat beest godverdomme bij je Wanda en gauw een beetje.’
‘Wodan hier!’ Wanda dirigeert haar hond onder haar onder haar zitplaats.

‘Ik heb nog geen zitplaats, chauffeur, roept Silvia; de jongste van het stel; een mooie meid, vrijgezel en populair bij de mannen in de buurt.  Silvia  houdt het met Koos, Wanda d’r man, iedereen in de buurt weet onderhand al, behalve Wanda zelf. Ze vindt wel dat Wodan de laatste tijd wel heel veel wordt uitgelaten maar argwaan, nee dat heeft ze nog niet. Sil en Koos zijn gek op elkaar.
Hier in de bus reageert Wodan opvallend vriendelijk op Silvia. Hij laat zich gewillig aaien door haar; zoiets laat ie eigenlijk nooit toe, behalve dan van Koos of Wanda.   
‘Er is nergens een plekkie meer voor mij, chauffeur,’ zegt Silvia.’
‘Er moet plek zijn  voor iedereen, die betaald heeft. Ik kom wel even langs,’ zegt de chauffeur en hij loopt de bus door naar achter. 
‘U neemt twee zitplaatsen in beslag mevrouw,’ zegt de chauffeur tegen Wanda.
‘Neeeeeeee, meent u dat nou? Nu alle gekheid op een stokkie: je hebt helemaal gelijk, …let op….nu vraag ik u: waarom zou deze dame twee zitplaatsen in beslag nemen? Je mag twee keer raden.’
‘Ik begrijp best wel, dat u met uw postuur twee zitplaatsen nodig heeft maar in het vervolg moet wel u twee zitplaatsen voor uzelf reserveren en betalen, hè! Stel je voor dat deze bus vandaag helemaal vol geboekt zou zijn met dikke dames zoals u, dan zou  de helft van de mensen deze bus mee kunnen.’
‘Ik weet het goed gemaakt,’ gaat Wanda verder, ’naast de bestuurdersplek staat een ruime bijrijderstoel. Daar ga ik wel zitten.’ Ze maakt aanstalten om op te staan.
´Oh nee,´ schrikt de chauffeur,´ ik wil geen ongelukken, blijf maar lekker hier zitten; met u voorin wordt de bus topzwaar. Deze slanke jongedame hier,’ en hij wijst naar Silvia,’ kan wel naast mij plaats nemen. Het wordt trouwens de hoogste tijd dat we vertrekken.´
Eindelijk zet de bus zich dan in beweging richting Brabantse land, waar het leven goed schijnt te zijn….. Zelfs al zijn hun geliefden of bekenden maar voor hooguit zeven á acht uurtjes op stap, de uitzwaaiers houden het niet droog .....typisch Rottegolf.

wordt vervolgd

donderdag 8 september 2011

Met de bus naar Brabant (1)

De aankondiging ziet er aanlokkelijk uit:

Voor tien euro een dagje met een touringcar heen en weer naar Oosterhout?! Natuurlijk inclusief een origineel Brabants bakkie koffie en een flink stuk appeltaart met slagroom in Café Restaurant ‘de Zachte Heuvelen’ aldaar. Na de koffie volgt dan in die uitspanning een geheel vrijblijvende presentatie van interessante producten en daarna  rijdt de touringcar naar Breda alwaar bij Vandervalk geluncht zal worden, waarna, wederom geheel vrijblijvend, een aantal aantrekkelijk producten voor u zullen worden gedemonstreerd. Daarna gaat het zo langzamerhand weer Richting Rotterdam, alwaar we, ijs en weder dienende, tussen vijf uur en half zes willen aankomen.

De bussen staan klaar op het Noordplein. Niet één dus, zoals gepland maar vier.
Er gaan veel vrouwen alleen mee maar ook zussen, vriendinnen en moeders en dochters. De grootste groep  meiden, 38 stuks,  komt uit het buurtje Rottegolf, grenzend aan het Noordplein. Samen vullen ze 90% van de zitplaatsen in de bus. De chauffeur van de bus voor de Rottegolf-meiden is nog zo’n ouderwetse, althans qua uiterlijk: in z'n zondagse pak en met pet.   Neen, geen conducteurpet natuurlijk  maar gewoon zo’n pet die alle mannen op hun kop hebben die kaal of kalend zijn.

Zo’n pet is bij iemand als Wanda, een rauw, bonkig en volumineus type zoals Ma Flodder, niet veilig. Al gauw gaat die pet van hand tot hand. Maar als Wanda ziet dat een van de meiden die pet zwemles wil geven in de Rotte vindt ze dat afgelopen moet zijn met die gein en snauwt ze naar Truud, dat ze die man zijn pet terug moet geven en wel meteen: 
‘Het heeft nou wel weer lang genoeg geduurd, kuttenkop, straks vat die schat nog kou. We hebben die man per slot van rekening nog wel effe nodig vandaag.’

De chauffeur, weer mèt pet,  staat oogluikend toe dat Cisca met Geertje, haar Yorkshire Terrier (kuttenlikkertje) in de bus plaatsneemt. Cis heeft Geertje in haar mandje gestopt. Daar zit ie bangig rond te kijken ondanks dat de bus nog zowat leeg is.
Als Wanda ziet dat Geertje mee mag loopt ze naar Koos, haar man, en fluistert hem wat in. Met een grijns sjokt hij in de richting van hun nabije woning. Koos is meegekomen om zoals hij het zelf zo charmant pleegt uit te drukken: ‘zijn wijf’, uit te zwaaien.
Even later komt Koos weer teruggesjokt met een hond. Het is Wodan, de 12 jarige Mechelse herder van Wanda. Koos moet hem wel altijd uitlaten maar in feite is Wodan gewoon Wanda’s troeteldier. Koos heeft persoonlijk niet zo veel affiniteit met teefjes. Hij heeft het meer op reuen en dan vooral van die vechthonden. Pittbullterriers. Daar is hij gek op. Hij heeft er al eens gehad. Die  hond, Kanus, heeft twee vingers van Koos afgerukt en alsof hij uitgehongerd was, verslonden. Van zijn rechterhand! Tot overmaat van ramp is hij nog rechts ook!  Van Wanda mag tie nooit meer zo'n beest. Koos is gewoon een veel te grote goedlul voor zo’n beest. 
'Neem maar zo’n keffertje als Geertje,' had ze tegen hem gezegd, 'die kan je zonder problemen de baas, Pik!'    

Het voor veel vrouwen reeds jaren vervlogen schoolreisjesgevoel komt dan weer boven. Hoewel de bus nog niet eens vertrokken is wordt er al flink gekeet. Koek, snoep en olienoten worden rondgedeeld. Tasjes worden baldadig en tot woede van enkelen, leeg gegooid in het gangpad van de bus. De inhoud: mascara, lippenstift, eau de cologne, zakdoekjes, tampons en maandverband vliegen weldra door de bus. 
Ook de gespikkelde beer wordt weer eens van stal gehaald: Lien, met een mondvol zeer fijn gekauwde pinda's, vraagt aan Petra, die naast haar zit:
'Wel eens een gespikkelde beer gezien?'
'Nee,' zegt Petra, kan me niet herinneren.'
Dan spuugt Lien haar hele mondvoorraad pinda's krachtig in het gezichtje van Petra.
'Dan moet je nu snel in spiegel kijken, wijffie, dan zie je d'r een.'   Ja, die gespikkelde beer deed het heel goed in de bus. Pas bij de Moerdijk was Petra weer een beetje aanspreekbaar. 
Er wordt pesterig aan haren getrokken. Iedereen krijgt een beurt. Ook d’ijdele Dina. Nu pas na al die jaren blijkt dat haar fraaie lange blonde krulletjeshaar al die tijd al nep is geweest…een pruik dus. Vliegensvlug wordt Dien met haar kale koppie vereeuwigd,want zo hadden we haar nog nooit gezien.  Dien zit er niet mee, ze lijkt bijna opgelucht nu. Met een opgeheven hoofd kijkt ze bijna trots  recht in de lens.


wordt vervolgd

maandag 5 september 2011

Jonge hond.

Tanja is een bijzondere en ook bijzonder spraakzame buurvrouw. Ze staat altijd voor iedereen klaar. Althans voor iedereen, die om een praatje verlegen zit. Dat zijn er nog verbazingwekkend veel. Voor haar gaat nou het gezegde: ‘ze is van alle markten thuis’’ helemaal op. Je kan het zo gek niet noemen: van incest tot biologische aardappelteelt en van postnatale depressie tot het diervriendelijk vervoeren van kistkalveren.  Je moet alleen wel je tijd in de gaten houden want voor je het weet zijn je Ben & Jerries in je tas gesmolten en heeft de hond zijn behoefte in het gangetje gedaan, ik noem maar wat.  Zij houdt de tijd niet voor jou in de gaten; dat doet ze alleen voor zichzelf en dan nog niet eens zo superprecies. Want een babbeltje maken vindt ze eigenlijk leuker dan dingetjes op tijd doen.
Dat is nou juist een van die leuke dingen van haar. Dingen hoeven, moeten nooit op tijd te gaan. Zoals eten bijvoorbeeld. Ikzelf  moet altijd zo rond acht uur ’s morgens, twaalf uur ’s middags en zes uur ’s avonds wat eten. Zielig eigenlijk maar het is nu eenmaal zo. Zij eet alleen wanneer ze honger heeft en haar zoon Theo (15), weet dat hij als hij trek heeft  hij wat uit de kast kan pakken als hij honger heeft.
‘Wacht maar niet op mij hoor, Theo!’ roept Tanja tegen zoonlief, ‘ er ligt nog  een pakje Tuc in de voorraadkast en een Bounty.  Maar als je nou echt gezond wil doen, Theo,  en ook je eetlust niet wilt bederven, dan ligt er ook nog wel een appel of een banaan op de fruitschaal.’ En ze voegt er lachend aan toe, dat ze zich die laatste opmerking met zo goed had kunnen besparen. 
'De jeugd heeft tegenwoordig fruitangst geloof ik, een ooftfobie. Die zoete snoeptroep, ja, die wel, die gaat er in als koek. Daar genieten ze van met glimmende ogen ....en het is nota bene nog verslavend ook.’
Tanja weegt zelf geen grammetje te veel. Ze snoept wel; gedroogd fruit: pruimen abrikozen, rozijnen. Eens in de zoveel tijd trakteert ze zichzelf op een Magnum, je weet wel, dat populaire ijskoude pakje boter met een dun laagje chocola eromheen en een houtje d'r in, om het goed beet te kunnen houden.   
Een keukenprinses is ze niet en zal ze nooit worden; vindt ze zelf ook. Ze kookt op laag blo-niveau:‘spruitjes, aardappeltjes, balletje gehakt en een bakje yoghurt met roosvicee toe, daar ben ik goed in en in variaties daarop maar dat kan iedere boerentrien toch.  Van mijn 19e tot nu toe deed ik het zo. Ziek was ik zelden of nooit en energie had  en heb ik volop!'

Inderdaad: zelden zo’n energieke vrouw gezien als Tanja. Ze is al tegen de zestig; drie kinderen heeft ze.
Haar eerste en enige huwelijk is al vroeg op de klippen gelopen. Er waren toen al wel twee kinderen. De derde, Theo, 15 jaar is hij nu en na al die vijftien jaren weet nog geen enkele buur wie hem verwekt heeft. In ieder geval: hoe graag Tanja ook met Jan en Alleman op straat staat te kakelen, over het hoe, waar en waarom van Theo rept ze met geen woord; met niemand. Maakt mij niet uit hoor. Ik zou er toch niks over schrijven. Voor elke leek is het zonneklaar dat de vader iemand moet zijn met van die schuine spleetoogjes, Chinees, Japanner, Vietnamees, Koreaan. Theo heeft namelijk ook van die schattige spleetoogjes, de bouw van een Sumo worstelaar……en Tanja? Zij heeft  een Hollands koppie, met grote blauwe kijkers.  
Een van de andere buren heb ik wel eens horen vertellen en of het waar is weet ik niet, dat zo rond de geboorte van Theo, vlak tegenover de woning van Tanja een Chinees restaurant gevestigd was, waar Tanja zo af en toe wat bijkluste. De eigenaar was, nog steeds volgens die andere buur, een knappe, charmante man. Er werd daar in de in de buurt van dat restaurant niet voor niets in die periode veel meer Chinees gegeten dan normaal. Maar dat kwam heus niet alleen omdat die eigenaar zo’n leuke vent was. Zijn eten was ook hemels. Met name de gado-gado. Verrukkelijk. Daar likte je je vingers nou bij af! Zo’n simpele, uitermate gezonde maaltijd, zo voordelig en zo onvergelijkbaar lekker. Maar nu Tanja, die Chinees en Theo met elkaar te maken hebben vertelt dat hele verhaal nog steeds niet.....en is dat dan erg.....welnee!

Tanja’s oudsten zijn al weer jaren de deur uit.  Ze zijn 39 en 37. Allebei getrouwd. Hebben allebei een kind en Tanja is de oppas-oma. Tanja haalt de kids uit school en oma moet ze bezighouden tot paps en mams ze tussen vijf en zes komen halen na hun werk. Oma kwijt zich als een jonge meid van die taak.
Ik kijk uit mijn raam en zie oma Tanja op ons Cruijff-court als een jonge hond met haar kleinkinderen en nog wat buurtkinderen voetballen. Ik krijg er kriebeltjes van, voetbalkriebels wel te verstaan. Ik ga naar buiten en zeg (iets te) stoer:
‘Ik doe ook mee!’ Tot mijn verbazing is er niemand die enthousiast roept:
‘Jaaaaa, leuk.’ 
Nadat Tanja tegen de kinderen heeft gezegd, dat het wel goed is. Laat die oude man maar meedoen. Hij is niet zo eng is als hij er uitziet. Dat heeft hij wat te doen. Anders verveelt hij zich toch alleen maar en dat is toch ook niet zo leuk voor die oude man.  Pas na die woorden van Tanja vinden de kinderen het goed dat ik mee ga voetballen. Natuurlijk niet ‘bij Tanja’ maar bij die andere partij.   

donderdag 1 september 2011

Muggen

Muggen. Drieentwintig bloedspetters tel ik nu op het plafond en de wanden van mijn slaapkamer. Ook op vier kussenslopen, twee onderbroeken en een t-shirt zitten bloedvlekken. Op de onderkant van mijn pantoffels hebben ze ook gezeten maar daarop zijn ze nu niet meer te zien. Ja, ook op mijn handen zaten ze, maar daar doe ik het zelden meer mee. Allemaal bloed van door mij gedode muggen. Slechts een heel klein percentage want de meeste krijg ik niet eens te pakken. Ze nemen mij te grazen!
Middeltjes gebruik ik ook wel maar die helpen allemaal geen klote. Daar wennen ze aan. Aan het ene middel nog sneller dan aan het andere. Spuiten doe ik dus en smeren en de mug weet natuurlijk precies het onbedekte plekje te vinden. Ik gebruik zo’n vaponastrip, waarvan ze zeggen dat ie kankerverwekkend is. Lekker: tegen de muggen èn kankerverwekkend. Zo’n strip heeft trouwens alleen maar zin als de slaapkamerramen potdicht gehouden worden. Fijn bij ruim 20 graden, ’s nachts de ramen dicht houden.
Een apparaatje uitgeprobeerd dat een zoemetje produceert; de mug kan er niet tegen en  ik ook niet. Ik slaap niet met zo’n geniepig geluidje. Zet de zoem uit en schuif mijn bedje weer in. Welja, daar is tie weer met zijn gezoem om mijn kop. Ik zie niks maar geef op goed geluk mezelf een tik voor mijn kop in de hoop dat ik dat muggekreng raak. Maar nee. Tien seconden later is  er weer zo'n kreng. Mijn wang gloeit van de draai om mijn eigen oren.
Dan haalde ik weer eens een doosje in huis met een lief zoetig geurtje;  lijkt wel een afrodisiacum......ik werd me toch ineens geil als ik mijn slaapkamer binnenstapte.  Tegen de muggen helpt het primal....drie dagen lang, tientallen dooie muggen in die kamer, overal waar ik maar keek. Na drie  opwindende en uitputtende dagen, pleur ik die doos het raam uit. Ik ben tenslotte geen twintig meer.  Misschien raakt mijn benedenbuurman geïnspireerd.  
Met een dodelijk tennisracket moet ik de strijd met de mug kunnen winnen. Zoals toptennisser Federer uithaalt naar de bal, die geretourneerd is door tennistopper Nadal, zo geconcentreerd mep ik naar  de mij irriterende muggen. Als ik ze raak dan verbranden ze levend op mijn racket…..tenminste, als ik het verbrandknopje op het handvat van het racket ingedrukt houd. De geur van gegrilde mug is overigens opwindend. Daarbij doet het mij een uitermate groot genoegen om dergelijke hinderlijke creaturen zo hardhandig uit te roeien. De muggenracket is wat mij betreft het beste, leukste en meest bevredigende muggenbestrijdingsmiddel.
Op zich is natuurlijk de klamboe het middel bij uitstek om muggen van het lijf te houden.  Ik heb er wel een paar gehad; maar ze bleven nooit lekker hangen. Slaap nogal woelig. In mijn dromen trek ik dan de klamboe uit het plafond. De droom wordt nachtmerrie als ik in de klamboe  gevangen raak en het me niet lukt daaruit te ontsnappen.

Bij de anti-muggenshop  hoorde ik dat er een klamboe ontwikkeld wordt die qua uiterlijk lijkt op een kleine bungalowtent dus compleet met tentstokken (klamboestokken nu dus) en tentdoek, dat dan dus klamboedoek zal worden. Haringen zullen niet nodig zijn aangezien de tent uitsluitend voor gebruik binnenshuis is.  

Bij de anti-muggenshop weten ze me ook te vertellen dat als er één dier is dat duidelijk merkbaar geëvolueerd is de laatste tientallen jaren, dan is dat wel de mug. Nou ja, dat klopt ook wel: ik weet nog wel dat ik, ruim vijftig jaar terug, als kind dus, op klaarlichte dag,  met één simpele handbeweging drie muggen tegelijk ving, plette of bewusteloos sloeg. Ik vond het niet eens een prestatie; ik deed het als het ware ‘met twee vingers in mijn neus’. Kom daar anno 2011 nog maar eens om.

Muggen hebben zich de afgelopen tientallen jaren aangeleerd om zich verdekt op te stellen. Je hoort ze wel maar je ziet ze niet. Vroeger gingen ze gewoon domweg op iets wits zitten. Plafond, wit stukje behang. Dat zal je ze nu echt niet meer zo veel zien doen. Ze pakken nu doorgaans zwarte donkere kastjes, donkere kleding, het raam, als het donker is natuurlijk. Ook heb ik gemerkt, dat ze tegenwoordig veel meer dan voorheen onder het bed gaan zitten. Tuig!
Nú is er geen mug te zien en doe het licht maar uit, duik het bed maar in en binnen de minuut zoemt dat kreng weer om je hoofd. Doe het licht maar weer aan en hij is nergens meer te bekennen. Ze worden ook veel sneller die insecten.
Laatst, op een ochtend vloog een mug als een kleine F16 met een rotvaart op mij  af. Boorde zich in mijn bovenarm, zoog schielijk wat van mijn bloed en keerde weer snel terug naar zijn uitvalsbasis…..waar?? Binnen vijf minuten had ik toch een vreselijk jeukbult. Ik dacht, laat ik die jeukbult nu eens op de ouderwetse manier aanpakken; zoals mijn moeder me dat leerde toen ik een kleine jongen was: ik druk met mijn nagel een kruisje in het bultje; doe op mijn vinger wat speeksel (ochtendspuug) en smeer dat op de muggenbeet. De jeuk is binnen een minuut weg. 
Muggenbeten vind ik op zich zo erg nog niet. Beten van Hollandse muggen wel te verstaan. Dat gezoem om mijn kop als ik net in slaap dreig te vallen, dat vind ik eigenlijk het ergste.