dinsdag 30 oktober 2012

Bios (1)


Ouvreuse was zo’n dertig à veertig jaar geleden best een gewild damesbaantje in de bioscoopwereld. Bestaat tegenwoordig niet meer.  Het klinkt zo mooi dat franse woordje, ouvreuse, deftig welhaast. Mannen deden dat werk bij mijn weten niet; ik heb tenminste nooit van een ouvreur gehoord.  De ouvreuse hielp, gewapend met een zaklantaarntje,  de bioscoopbezoeker bij het vinden van zijn plaats in de zaal. Soms moest ze streng optreden als bezoekers bij druk bezochte of uitverkochte voorstellingen niet wilden opschuiven of wanneer bezoekers per ongeluk of expres in een verkeerde rang waren gaan zitten. Vooraan in de zaal was het het goedkoopst en naar achteren werd het wat duurder, oplopend van parterre naar parket, stalles, fauteuil en zaalloge.  Veel bioscoopbezoekers gingen pas tijdens het voorprogramma hun plaatsen opzoeken….in het donker dus; vandaar dat zo’n zaklantaarntje nodig was om  kaartje en zitplaats een beetje bij te schijnen. Ouvreuses maakten lange werkdagen, van 12 uur ’s middags tot  middernacht met een pauze tussen drie en zes uur.

Petra is zo’n ouvreuse. Ze doet het nog niet zo lang. Een half jaartje. Negentien is ze. Op en top Rotterdamse. Lange donkerblonde haren, wapperend in de wind, fel rood gestifte lipjes, kort leren jasje, openhangend, jurkje (rood) tot net boven de knie; zwarte panty’s. Eind zeventiger jaren vorige eeuw.  Ze zet er stevig de pas in naar haar werkplek: Lumière. Er draait een dansfilm met John Travolta Saterday Nightfever. Een succesfilm. Dat wordt poepdruk. Uitverkocht waarschijnlijk.
Bij de bushalte ziet ze haar collega portier Gerrit nog in de bus zitten, terwijl hij hier uit had moeten stappen. Maar hij zit te pitten. Ze tikt nog tegen het raam van de bus maar het enige dat gebeurt, is dat zijn hoofd nog iets verder langs het raam wegzakt. Het is niet voor het eerst dat hij in de bus op weg naar zijn werk in slaap valt. Het gevolg daarvan is wel dat zij dadelijk een ander voor portier moet gaan spelen. Zeker met zo’n verwachte drukte als vandaag is dat geen doen. Gerrit, tegen de zestig is hij, een heel aardige man, hoor, daar niet van, maar zo langzamerhand niet meer geschikt voor dit werk. Hij valt zelfs af en toe tijdens het kaartjes scheuren nog in slaap.

Als Petra bij de bios aankomt staan er al tientallen voornamelijk jongelui in de wachtrij voor de kassa.  De jongens gekleed in wijde-pijpen-broeken, spijkerjasjes, lange haren, meisjes in kleurrijke maillots met daarop, in gedekte kleuren veelal, rokjes en jurkjes  net boven de knie.
Het weer is niet echt lekker. Herfstachtig, frisse wind en af en toe een waterig zonnetje. ’t Is zaterdagmiddag matinee. Daar komen altijd de jongsten op af; deze film is voor boven de veertien.
Ja, dat had je toen ook nog, films voor boven de veertien en voor boven de achttien en zelfs waren er toen ook nog films die uitsluitend volwassenen mochten zien. Maar goed, deze was dus voor boven de veertien….en dan wagen ook de twaalf jarigen een poging de zaal binnen te komen. De jongens vallen altijd snel door de mand, zelfs sommige gassies van bòven de veertien lijken nog vaak te jong. Bij de dames is het net andersom: het is héél moeilijk te zien hoe oud ze zijn. Sommige meiden van twaalf, dertien jaar lijken wel zestien of nog ouder. Door hun make-up, hoge hakken en indien nodig kunstmatige behavulling weten ze menig portier of kassière om de tuin te leiden.  

(wordt vervolgd)

zondag 28 oktober 2012

Dylan: krakend vers


Bob Dylan heeft een nieuwe cd gemaakt ’Tempest’ genaamd. Terwijl ik dit stukje schrijf beluister ik de songs:  er staan er tien op. Ik heb mijn mp3-speler op random-afspelen gezet en hoor nu het tegenwoordig zo krakend verse stemgeluid van Bob in het relaxte nummer
Scarlet Town (where I was born), over een nostalgisch stadje in de  USA, waar alles pais en vree lijkt te zijn.......…………...

Het volgende nummer is in Bo  Diddley bluesstijl.: Early Romans Style (afwisselend historie en tegenwoordige tijd); behalve deze blues speelt Dylan nog een nummer  in deze stijl: Narrow Way (religieus getint). De Roling Stones, een andere favoriet van mij,  hebben ook nogal eens wat nummers in de Bo Diddley stijl opgenomen. Het zijn lekkere mee-bouncers; maar twee van dat soort nummers  op één cd is genoeg.  Het is duidelijk merkbaar dat Dylan met het allergrootste plezier dit soort nummers speelt.

Met de song Tempest heeft Bob ook bijna een record gebroken: 45 coupletten verdeeld over ruim 14 minuten over het zinken van de Titanic met daaraan gelieerd  Dylans verwijzing naar het einde der tijden?

Tin Angel: gaat over drie geliefden in een driehoeksverhouding; in dit nummer worden ze alledrie aan hun eind geholpen.

Het chronologisch eerste nummer op de CD is de Dusquesne Whistle een aubade aan een oude stoomloc en zijn traject tussen New York en Pittsburg. Enthousiast en swingend gezongen door his Bobness.

De ode aan John Lennon is  voor mij het topnummer op deze cd: Roll on John
Toevallig begint dit nummer net nu ik wat erover wil gaan schrijven. Met verfijnd gitaarspel en Bobs mooiste kraakstemmetje om John Lennon te eren. Ik heb een poging gewaagd om dat Bob Dylan nummer te vertalen.

Dokter, dokter hoe laat was het precies?
Er is weer een flesje leeg, weer wat centen uitgegeven,
Hij draaide zich om en liep rustig weg
Werd in z’n rug geschoten en zakte in elkaar

Refrein:           Laat je licht schijnen
                        Ga daar mee door
                        Je was zo helder
                        Ga door John

Van de dokken in Liverpool tot de  hoerenbuurt in Hamburg
Van onder in die kelder met de Quarryman
tot spelen voor grote massa’s; voor de goedkope plaatsen
weer een dag op weg naar het einde van je reis.

Refrein:

Zuidwaarts zeilend over de handelsroute
Gehuld in lompen als een of andere slaaf
ze bonden je vast en dwongen je te zwijgen
er was geen uitweg uit dit diepe donkere hol.

Refrein

ach, jongen ik hoor het nieuws vandaag
Ze sleepten je boot op de kant
De stad is nu donker; er is geen vreugde meer
Je hart is uit je lijf gerukt en tot op de kern gefileerd

Refrein:

Verstop je in je koffers en scheep ze in.
Je kunt het beste meteen weer vertrekken
Hoe sneller je gaat des te sneller  ben je weer terug
Je zit al weer veel te lang op dit eiland

Refrein:

Rustig aan je verlaat ons te snel
Kom nu bij mij
Je benen begeven het; je blaast bijna je laatste adem uit
Heer, U weet hoe zwaar dat kan zijn.

Refrein:

Ga door John, door regen en sneeuw,
Ga rechtsaf en ga waar de buffels dwalen
Voor dat je het weet ben je in een hinderlaag gelokt
Te laat om naar huis terug te varen

Refrein:

Tijger, helder brandende tijger,
Ik bid de heer  te waken over mijn ziel
in de nachtelijke wouden
Dek ze toe en laat hem slapen

Refrein:



Tekstueel zijn niet alle nummers door mij exact  te volgen. Boete, moord, doodslag en vergelding zijn de grote thema’s op deze cd die in ieder geval ook muzikaal het beluisteren meer dan waard is.

woensdag 24 oktober 2012

De Bal (2)


Ik raak de bal helemaal verkeerd….hij gaat wel drie meter naast en twee meter over mijn vriend Paul heen maar wat veel erger is, de bal rolt met een rotvaart in de richting van de Rotte.  Er staat gelukkig een ouwe lul aan de waterkant; ik gillen…… dat ie de bal moet tegenhouden maar hij is òf stokdoof òf hij doet net alsof.….de bal schiet het water in en is gelijk zó ver weg dat we er helemaal niet meer bij kunnen.

Zo! U bent niet zo weinig doof meneer!..Wij schreeuwen….of u effe onze bal wou tegen houden maar geen enkele reactie……en we gilden niet zo’n klein beetje hard ……de zwanen schrokken zich zelfs de pleuris.

Sorry hoor jongens , ik ben he-le-maal niet doof, ik heb jullie prima gehoord maar ik  kan nu eenmaal niet alles tegelijk. Ik ben nu bezig met mijn fototoestel en met die zwanen, daar heb ik het al druk genoeg mee! Door jullie gegil zijn de zwanen onrustig geworden en verder weg gezwommen….jullie worden bedankt!

Die vent staat te klootzakken met z’n fototoestelletje…. hij probeert vast een mooi portretje te maken van die zwanenfamilie. Twee grote en twee kleine zwanen. Die grote zullen wel vader en moeder zijn; ik weet trouwens totaal niet hoe je bij zwanen kan zien wie nou het mannetje en wie het vrouwtje is.
‘Weet jij dat, Paul,’
‘Neen, zegt Paul ik heb nog nooit een zwaan met een pikkie gezien, jij?......trouwens ook nog nooit een zwaan met kutje maar die zie je meestal toch nooit zo duidelijk bij vogels…..bij vogels zijn de mannetjes meestal mooier dan de vrouwtjes, heb ik wel es gehoord…….. deze zwanen zijn allebei even lelijk ……….nee hoor, grapje ik bedoel: even mooi!’ 

‘Godverdomme,  die bal drijft steeds verder af, Peter. Zal ik er even induiken?’
‘Beter van niet, jongens, met die zwanen. Zwanen met jongen kunnen heel gemeen zijn. Ze slaan je zo een hersenschudding,’  zegt die fotograaf. Meneer hoort ineens alles.
‘Jezus Christus, hoe moeten we onze bal dan in ’s hemelsnaam terug krijgen?’
Ik vroeg hèm helemaal niks maar die ouwe geeft wel weer antwoord:
‘Omlopen via de brug naar de overkant, de bal is over 10 minuten aan de overkant, dan kan je hem zo uit het water oppakken.’
‘U heeft wel heel goeie ideeën meneer……… maar ehhh…….het is twintig minuten lopen om daar te komen.’
‘Ik heb die bal toch zeker niet in het water getrapt, jongeman? Als je dat er niet voor over hebt dan moet je ook niet zeuren; dan laat je die bal drijven en ga je lekker wat anders doen dan voetballen.’

‘Zullen we eerst eens kijken of we de bal met een van die takken hier naar de kant kunnen krijgen, Paul.’  
‘Neen, dat lukt tòch niet…..die takken zijn allemaal veel te kort. Weet je wat. Peter, ik breek zo’n superlange tak van die boom af. Daarmee moet het wèl lukken.’
‘Als je dat maar uit je hoofd laat, jongeman want als je dat doet dan breek ik persoonlijk ook wat bij jou af ……. dan sta ik niet meer voor mezelf in…... Oh neen! Jullie gaan hier geen bomen verruïneren om een balletje  uit het water te vissen omdat je te lui bent om een half uurtje om te lopen.  Zonder bomen kunnen we niet leven, hoor je, en er zijn er hier in de omgeving toch al zo weinig.’

Wij zijn zijn flink geïntimideerd door de grote bek van die ouwe lul maar we weten nog wel een andere manier om een bal hier naar de kant te krijgen: steentjes achter de bal gooien zodat ie weer deze kant op komt drijven.

Dat wordt geen succes: de stenen komen naast, voor of op de bal terecht maar zelden er net achter.  Zelfs die arme zwanen krijgen steentjes op hun koppies en moeten nu een beter heenkomen zoeken.
‘Hé, nou kappen hè met het mishandelen van die beesten. Jullie jagen  die zwanen de stuipen op het lijf. Bovendien maken jullie het voor mij onmogelijk om hier een mooi plaatje te schieten.’
‘Pffffffff wat een zeikerd; kom op, dan gaan we  lopen naar de andere kant.’

Als we na bijna drie kwartier weer terug zijn met bal, staat de man nog steeds  te jojoën met zijn fototoestel, de zwanen zijn inmiddels wel weer terug op hun oude stekkie. Waarschijnlijk is het hem nu gelukt om een mooie foto te maken want hij stopt het toestel weg.

‘Zo hebben jullie de bal weer,’ zegt die ouwe ‘….kom….ik trap wel even een balletje met jullie mee’, o wat klinkt meneer nu ineens vrolijk, ‘schiet die bal eens naar mij……….., dan zal ik jullie  eens wat laten zien…..’.

‘Dacht het niet hè?! Als u ons nou een beetje geholpen had,’ zeg ik en steek mijn middelvinger naar de man op.
‘Rot nou maar op, pedo,’ zegt Paul schmierend.
Ternauwernood kan de man zijn woede onderdrukken en druipt af.

zaterdag 20 oktober 2012

De Bal


Meneer! Meneer!!,………..Die bal…………Meneer houd die bal!? …….…… Die bal!!  ………………. Meneer…….. De bal rolt met een behoorlijke vaart de Rotte in. 
Een al wat oudere heer staat langs de kant van het water. Hij fotografeert de zwanenfamilie. Vader en moeder zwaan zoeken hun voedsel op de bodem van het riviertje. De twee met bruine en witte veren getooide jongen trachten hun ouders om beurten na te doen.  
Twee ventjes van zo’n jaar of acht komen achter de bal aangerend; ze houden halt aan weerskanten van de man. Hij stopt zijn fototoestel in de binnenzak van zijn overjas.
‘Hoorde u ons niet, meneer?’  vragen ze en ze kijken beteuterd hun bal na, die steeds verder van de kant afdrijft.
Vader en moeder zwaan zijn nu extra alert: met hun vleugels maken pa en ma zwaan zich groot en breed;  ze houden de bewegingen van zowel de mensen op de kant als de bal in het water scherp in de gaten.

Nee, hij had de jongens niet horen roepen. Het water is te koud en te diep hier, om de bal zwemmend of wadend te pakken. Bovendien kan je maar beter uit de buurt van zwanen met jongen blijven, zegt de man tegen de voetballertjes: die verdedigen hun jongen zeer agressief. Hij heeft wel eens gehoord dat  een grote boze zwaan met een van zijn vleugels een arm gebroken heeft van een jongeman.
 
Als de bal bij de voetbalclub tijdens een wedstrijd in de sloot achter het doel terecht komt dan ligt er altijd wel een lange stok met een schepnet klaar om de bal weer snel op te vissen en in het spel te brengen maar hier moet wat anders verzonnen worden.
‘Gaan jullie  eens zoeken naar een lange stok,’ zegt hij tegen de ventjes, die hun bal steeds verder zien wegdrijven, ‘dan help ik jullie wel even.’ En weg zijn ze.
Ze komen terug met een stel takken. Allemaal veel te kort. Nu willen ze een lange tak van een boom gaan afknakken.
‘Doe dat maar niet, laten we de bomen maar heel laten, bomen zijn heel belangrijk voor onze gezondheid,’ zegt hij belerend tegen de jongens, ‘maar wacht even, ik heb een beter idee’.

Terwijl de zwanen zich ogenschijnlijk relaxed naar een rustiger plekje op het water bewegen, vertelt hij de jongens, dat het hem vroeger lukte om een bal weer op het droge te krijgen door bonken klei of stenen vlak achter de bal te gooien. Door de golfslag werd dan de bal weer naar de kant gedreven.
Dat lijkt die jongens wel een heel goed idee en ze gaan gelijk op zoek naar steentjes.  Het mikken gaat hen niet zo goed af. Nu eens gooien ze precies òp de bal, dan weer ervòòr of er ver overheen en al met al is de bal na vijf minuten nog verder weg dan toen ze begonnen te gooien.
‘Geef mij maar even een paar stenen,’ zegt de man en trekt zijn overjas uit. Gooien kan hij!  Want binnen een paar minuten ligt de bal tegen de kademuur aan maar nog steeds wel in het water, bijna één meter onder het voetpad langs de kade. Veel te diep voor de korte armen van de jongens.’ Hij zet zijn hoed af, trekt ook zijn colbertje uit, stroopt zijn mouwen op , gaat op zijn dikke buik op de kade liggen, rolt met een hand, de bal langs de kademuur omhoog.  De jongens applaudisseren verrukt.

Hij staat nog even wat vuil van zijn kleren af te slaan als bal alweer met een flinke vaart richting water rolt. Nu kan hij de bal nog net bijtijds tegenhouden. Hij houdt de bal een paar keer hoog met zijn linkerbeen en schiet de bal dan met rechts terug naar de jongens.
‘Bedankt meneer, ….hé meneer, wil u misschien ook even met ons meedoen?’
‘Ik? Meedoen? Met jullie? Ach, kom nou gauw! Ik had jullie opa wel kunnen wezen …………….. ik kan nu wel een paar keer een balletje hoog houden maar dat wil nog niet zeggen, dat ik nog kan voetballen……………..’ Dat vinden de voetballertjes helemààl geen probleem. Voor hen gaat het er om dat er iemand in de buurt is om de bal uit het water te vissen.
‘……. voetballen gaat me niet meer zo goed af, jongens maar keepen….keepen, zal nog wel gaan………nou goed, dan ga ik even in de goal. Hooguit vijf minuten hoor, want ik moet zo gaan eten.’ Hij legt zijn overjas, colbert en hoed op 5 passen afstand van een boom:
‘tussen die boom en mijn stapeltje kleren is het doel, okay?’.
‘Probeer mij maar eens te passeren, jongens. Kom maar op!’ zegt hij. ‘Schieten! Neen, niet van zo dicht bij, jongeman, dat is veel te makkelijk. Ga eerst maar eens tien stappen naar achteren ………..ja………en daar vandaan schieten op doel. Kom maar op! Ik houd alles tegen!’
Inmiddels zijn de zwanen weer terug op het plekje in de Rotte, waar ze door de bal werden verjaagd. Zij grazen nu weer onverstoorbaar voort. 

woensdag 17 oktober 2012

Laseren


Vanmiddag zijn de spataderen in mijn linkerbeen weggelaserd (lees: weggelezerd). Om half één moest ik daarvoor in het Sint Franciscus Gasthuis (SFG) wezen; een half uurtje later zou ik op de poli van de afdeling  flebologie geholpen worden. Volgens een kennis, die het al had laten doen was het een fluitje van een cent en ook van andere kennissen hoorde ik, dat die weer van kennissen hadden gehoord, dat het he-le-maal niks voorstelde

Het deed me denken aan tien jaar terug, toen ik  voor het eerst kennis maakte met laseren. Een keel- neus- en oorarts zou mij geheel pijnloos van mijn snurkprobleem verlossen met behulp van een laserapparaat. De arts laserde mijn zachte gehemelte met een soor laser lasapparaatje dat ik bij hem moest kopen voor 1500 gulden….verzekering vergoedde daarvaniks.)
Zelden in mijn leven heb ik zo’n pijn geleden als tijdens dat gelaser in mijn keel (‘iets te weinig verdoving gebruikt….sorry hoor,’ zei de arts ‘het was voor mij de eerste keer’ , terwijl ik zat te kermen.) ook de week daarna volop pijn….leek wel angina……….heb een week lang niet kunnen slikken.

Twee maanden geleden kreeg ik speciaal voor die spatader-ingreep steunkousen aangemeten. Ik moest ze meenemen om direct na de operatie aan te trekken. Ik legde de kousen dus gisteravond keurig klaar op mijn nachtkastje, om ze niet te vergeten.
Na de gebruikelijke ochtendrituelen, ging ik eerst even naar de sportschool om te spinnen. Dat ik wilde ik persé even doen omdat ik na vandaag veertien dagen niet meer mag sporten.
Daarna vlug naar huis: bordje muesli eten en de Volkskrant doorbladeren. Ik had niet zo heel veel tijd meer. Met mijn cliëntenkaart spoedde ik me naar de tram; fietsen mag ik na de ingreep even niet meer. Ben gestrest: loop in mijn zenuwen naar de verkéérde tramhalte; de halte voor de tram naar Plaswijk en tegelijkertijd realiseer ik  me dat ik die steunkousen niet bij me heb. Terug dus maar weer naar huis.
Mijn geliefde echtgenote kijkt er al lang niet raar meer van op als ik na een afscheid binnen twee tellen weer voor d’r neus sta, omdat ik wat vergeten heb. Zelf als ze herhaaldelijk  gevraagd heeft of ik niks vergeten ben; iIk brom dan zoiets als ‘natuurlijk niet,’en ga op weg.

‘Leg ik verdomme die stomme steunkousen klaar en nog vergeet ik ze!’
‘Ik vraag je nog zo: ben je niks vergeten….’zegt ze
‘Ja, ja, het is al goed….’ zeg ik enigszins beschaamd.

En weer ben ik, nu mèt mijn steunkousen in een plastic tasje, op weg naar de tram en wéér, ik kan het zelf haast niet geloven, wèèr loop ik naar die verkeerde Plaswijk-tram, hoe krijg ik het voor mekaar? Als ik nu niet uitkijk kom ik nog te laat ook. Het is alweer tien over twaalf, terwijl ik toch kwart voor twaalf van huis ging. Godzijdank zou ik zou het nog gaan redden. Om tien voor half een stopte de tram voor het SFG. Precies op tijd………..dacht ik………….toen merkte ik dat ik het plastic tasje met die steunkousen niet meer in mijn hand had…….nee hè…..in de tram laten liggen!! Het had nu geen enkele zin meer om die kousen nog  achterna te gaan  rennen maar godzijdank, ook zonder mijn eigen steunkousen konden ze me wel helpen. Ze hebben er nog wel een paar liggen voor mij; geluk bij een ongeluk.

Het laseren is wel goed gegaan; alleen stierf ik van de pijn van zes gemene verdovingsprikken, die nodig waren om dat lasergereedschap pijnloos door mijn ader te kunnen laten kronkelen. Nu zit ik met de napijn in mijn bovenbeen en de voorspelling is dat de pijn de komende dagen heviger zal worden. Elke vier  uur moet ik tegen die pijn 500 mg paracetamol slikken; dus dat wordt de wekker zetten vannacht: eerst  om 01.00 uur dan om 05.00 uur.
Of die spataderen nou echt weg zijn zie ik pas over een week wanneer die steunkous ’s nachts uit mag. Volgens de dokter was de operatie geslaagd …………deze kleinzerige patiënt was in ieder geval nog in leven. Zou er trouwens al een laserbehandeling zijn tegen geheugenverlies?   

maandag 15 oktober 2012

Hoezo? Behoefte aan zelfdestructie (5)

Lucy maakte het wel erg bont ……zij zat tegenover Cees en wroette met haar ontblote voetje tussen zijn benen……….. zat ze zomaar zijn kruis te masseren…..! Hij kreeg het er flink benauwd van. Zo vlug als hij kon glipte hij bij de meiden weg en schoof bij de mannen aan; onder hoongelach van de dames.  De  ‘opwarm-sessie’ van de dames had succes gehad: zij konden weer doorgaan met waar zij dol op waren: babbelen en optutten.

Bij ons mannen ging het er wat ruiger, dynamischer aan toe……..er werd meer hardop gevloekt…..gesprekken werden afgewisseld met een beetje stoeien, de ene keer wat feller dan de andere keer.  Karel en Rene, twee schreeuwerige zielepiet-types van de groep, zaten een beetje met elkaar te dollen. Ze deden een vechtscene na uit een Kong-Fu film, die ze in het weekend zagen en Karel raakte Rene daarbij net iets te hard op zijn kin, waardoor de stoeipartij menens werd. Cees sprong er tussen; dat hielp wel maar niet zoals hij wilde. Rene en Karel stopten met hun vechtpartij maar nu richtten ze hun agressie gezamenlijk op Cees….God mag weten waarom…. Ze hielden hem ieder bij een arm vast, gaven hem tikkies in zijn gezicht…..vervolgens tackelden ze hem en hup: daar lag hij op de grond.
 ‘Jongens, stoppen nou,’ (ze zaten boven op hem: Karel wipte op en neer op Cees zijn borstkas; René zat op Cees zijn knieën………….. hij kon helemaal niks)…..’jongens ga nòù van me af en gauw’, zei het weerloze slachtoffer. In feite heeft hij zich al overgegeven maar ze gingen gewoon door  …..echt ziekelijk.
Ik was benieuwd of hij echt zo geweldloos zou blijven als hij vanmorgen vertelde.
Misschien probeerden Karel en René dat ook al dan niet bewust uit……………..Cees verdedigde zich totaal niet………….liet die domme agressie maar over zich heen komen…..Karel en Rene lachten een wrede lach …………hij liet alles maar toe, lag voor dood op de grond liggen.
Karel kreeg een enge bloeddorstige blik in zijn ogen. Cees straalde angst uit; verzette zich nog steeds niet…..vreemd. Toen werd Cees opeens door Karel bij zijn strot gegrepen  en begon die zachtjes dicht te knijpen. Hij begon rood….paars  aan te lopen en toen vond ik het welletjes…..met zijn tweeën tegen een ……..
’Kappen!’ zei ik. Ik moest me er nu wel mee gaan bemoeien ………. kon niet anders .Zowel Rene als Karel wisten dat ik niet absoluut bang voor ze was: ik greep ze alle twee bij de arm en sleurde ze van Cees af. 
‘Zijn jullie soms van de pot gepleurd? Stelletje leipen! Moet die man dood soms? Dwazen!’ Ik duwde Karel en René richting de zogenaamde ‘praattafels’.  Ik zou niet weten wat er gebeurd zou zijn als ik niet had ingegrepen. Die Karel zat een tijd lang met een krankzinnige blik in zijn ogen na te hijgen van zijn achterlijke gedrag. René leek meer schuldbewust.

Cees zijn passiviteit was als reactie op het geweld van René en Karel duidelijk zelfdestructief.  Maar in het geval van Cees was het niet een duidelijk behoefte aan zelfdestructiviteit eerder een onnatuurlijke dwangmatige geweldloosheid….een automatisme.
‘Het leek wel of ik verlamd was’, zei Cees later tegen me toen hij weer wat aan het bijkomen was. Bedankt jongen.’

En de dames? Hen ontging het gewelddadige gebeuren geheel……………….zij kwekten en tutten rustig door…………..
Voor Cees die dag geen excursie naar de Van Ghentkazerne. De directeur van het schooltje haalde hem van de groep en stuurde hem naar huis om bij te komen van de schrik.  Een schrik die hij voorlopig meer te boven zou komen. Ik heb hem nooit meer teruggezien op ons schooltje. Later hoorde ik dat hij is gaan werken als schoonmaker in een psychiatrische inrichting in Rhoon.
Laten we hopen dat hij daar niet weer aangevlogen is door een of meerdere dwazen. Dat overleeft hij niet of er moet daar ook zo’n reddende engel als ik rondwaren.

donderdag 11 oktober 2012

Hoezo? Behoefte aan zelfdestructie (4)


Passiviteit kan natuurlijk ook zelfdestructief zijn. Niet gaan zwemmen als je in het water bent gevallen of niet opzij springen als je op het zebrapad loopt en er een auto op je af komt sjezen.
Het beeld, dat nu ineens bij me opkomt, is dat van die Chinese student, die tijdens een studentenopstand in 1989 op het Plein van de Hemelse Vrede in Bejing, voor een legertank ging liggen. De bestuurder van die tank stòpte. Voor hetzelfde geld was het studentje geplet……………..maar hier was eigenlijk wel sprake van een actie van de student: namelijk het bewust voor die tank gaan liggen ………………….. vervolgens was daar de passiviteit, afwachten of verplettering zou volgen. De nood moet wel hoog geweest zijn bij die student.

In de zeventiger jaren zat ik op een vormingsschooltje in Schiedam. Ik was 15, werkte al en toch  moest ik daar één dag per week heen. Leerplicht: alle werkende jongens en meisjes tussen de 15 en 17 jaar waren nog één dag per week leerplichtig. We zaten daar allemaal met de pest in ons lijf want we haatten school en bovendien werd ons zo ook nog eens dag loon door de neus geboord.

Het schooltje zat in een oud klooster onze groep bestond uit vier jongens en elf meiden; in alle groepen van dat schooltje waren de vrouwen in de meerderheid. Dat kwam omdat de meeste jongens er voor kozen om één dag per week naar een beroepsopleiding te gaan  bij een elektro-technisch bedrijf, een scheepswerf of een aannemer. Ik had geen zin in technisch werk; ik had en heb twee linker handen.
Ondanks de afkeer die we allemaal hadden aan die ene dag school was onze groep elke maandagochtend compleet; we verdienden en leerden dan wel niks op zo’n dag maar het was toch wel tof om onder het genot van een sjekkie, een beetje te ouwehoeren over het voetballen, over het werk en een beetje te stoeien met mekaar, zomaar voor de gein,  of om de leraar een beetje te zieken. Die wijven lulden vijf kwartier in een uur en maar filtersigaretjes paffen en make-up op hun smoeltjes smeren. Voor ons hadden ze geen belangstelling, ze behandelden ons als kleintjes. Hùn vrienden waren al tegen de twintig; sommigen meiden werden al opgehaald door vrienden met een auto!

Om stipt negen uur begon de leraar zijn verhaal af te steken over de activiteiten van de dag.
Normaal bestond zo’n schooldag uit een praatblok, een creatief blok en een sportblok. Op een dag hadden we een excursie naar een kazerne: de van Ghentkazerne in Rotterdam. Mariniers worden daar opgeleid. De meest fanatieke soldaten worden marinier, heb ik me wel eens laten vertellen. Het is de keuze van de groep om daar eens op excursie te gaan. Vooral de meiden zijn daar enthousiast over, waarschijnlijk vanwege de te verwachten sjans met Jan Soldaat.
Onze leraar, een jaar of vijfentwintig, slank,  lang haar, sik, spijkerpak, Zware Van Nelle roker,  Cees, heette hij, vertelde de groep dat hij helemaal niks van het leger moest hebben. Hij was principieel tegen geweld, zei hij en hij had militaire dienst geweigerd. Hij was wat je noemt een erkend gewetensbezwaarde. Zijn vervangende dienstplicht vervulde hij op dit schooltje. Eerlijk gezegd interesseerde ons dat geen reet of die Cees nou wel of niet in militaire dienst was geweest. Raar vond ik het wel, net als de andere jongens….je moest toch je land verdedigen als dat aangevallen zou worden…….een rare vent, hoor, die Cees,  anders ………… maar wel aardig…..beetje te aardig.

Wij, de jongens gingen altijd aan een tafeltje apart zitten. We werden meestal gek van dat gezeik van die wijven en die nagellakstank………. Cees zat even bij de dames aan tafel……hij moest wel. Hij was een leuke verschijning; de dames  gooiden het direct vanaf 9 uur al op ‘pesterige soort versiertoer’.  Ze deden net alsof ze naar Cees luisterden…… schoven steeds een beetje meer naar hem toe…….bliezen per ongeluk expres rook in zijn gezicht …………………….. het spreken werd hem zowat onmogelijk maakt. Zijn inleidend verhaaltje over de excursie en zijn dienstweigering interesseerde ze helemaal niks…..steeds dichter  schoven ze naar hem toe……….hij kon ternauwernood nog zij armen bewegen …….. Lucy maakte het wel erg bont ……zij zat tegenover Cees en wroette met haar ontblote voetje bij Cees tussen zijn benen……….. zat ze zijn kruis te masseren…..! Hij kreeg het er duidelijk flink benauwd van. Zo vlug als hij kon glipte hij bij de meiden weg en schoof bij ons aan; onder hoongelach van de dames.  De actie van de dames had succes gehad: zij konden weer doorgaan met waar zij vrijwel allemaal dol op waren: babbelen en optutten.

(wordt vervolgd)

vrijdag 5 oktober 2012

Hoezo? Behoefte aan zelfdestructie (3)


Behoefte aan zelfdestructie is anders gezegd de behoefte hebben aan het nemen van mogelijk levensgevaarlijke risico’s. Het risico wordt bewust genomen maar de kans op werkelijk gevaar wordt zeer laag ingeschat. De ene actie is wat riskanter dan de ander.
Neuken met een heroïnehoer zonder kapotje is een groot risico en de kans dat je een geslachtsziekte oploopt of aids is niet gering. 
Een nummertje maken met de vrouw van een ander (met of zonder condoom) kan heel erg aantrekkelijk zijn maar je weet van te voren, dat het erg riskant kan zijn want  o wee als het uitkomt. Trammelant met de eigen partner of die van de collega ligt dan op de loer maar de risico’s lijken in dit geval minder ernstig. Natuurlijk, de mate van agressie van de beide bedrogen partners is niet simpel in te schatten maar in het ergste geval bestaat de kans dat de echtgenoot van je collegaatje je met een linkse directe even van de wereld slaat of dat je eigen echtgenote je pik afsnijdt. Allemaal het gevolg van de zelfdestructieve elementen, die de op het eerste gezicht zo aantrekkelijke overspelactiviteit toch óók bevat.

Ik ben zelf niet zo´n ervaren deelnemer aan het overspel. Ik hou ook niet zo van dat spelletje. Bijna ongewild is het me eens overkomen dat ik op overrompelende wijze in een overspelsituatie belandde, die slechter had kunnen aflopen.

 Met een min of meer bevriend stel, Rieks en zijn vrouw Beppie, deed ik ergens in mei 1983 mee aan een geheel verzorgd meditatieweekend in een dorpje ten noorden van de stad Groningen. Mijn eigen vrouw had ´geen zin in die flauwekul´ zoals ze het uitdrukte en het leek mij eerlijk gezegd ook drie maal niks maar Rieks had net zo lang aan  mijn kop staan zeuren, dat ik ‘okay’ zei, ´schrijf me dan maar in joh, zeikerd´.
Twee nachten zouden we blijven slapen op een tot meditatiecentrum omgebouwde boerderij. Het was helemaal een 'tachtiger-jaren-vorige-eeuw-geitenwollen-sokken-weekend'. Alles biologisch alles dynamisch alles vegetarisch, de ene thee nog gezonder dan de andere en een gewoon kopje koffie werd er niet geschonken. Ik werd aangekeken of ik wel goed bij mijn hoofd was toen ik beleefd  om een bakkie pleur vroeg.  Een beker met aftreksel van gebrande noten en granen kon ik krijgen, namaakkoffie, van de lucht alleen al  werd ik kotsmisselijk. Wat dacht ik wel.
Enigszins ontdaan door de vreemde alternatieve sfeer die daar heerste liep ik wat verdwaasd rond te kijken naar wat er allemaal zo te koop was in die boerderij.
Opeens kwam Beppie enthousiast op me af gerend, vloog me om me nek en drukte zich stevig tegen me aan; haar benen klemde ze om mijn bovenbenen: ´o, ik vind je toch zo´n lieverd!´. Ik was helemaal verbouwereerd. Terwijl zij om me heen hing, zag ik uit mijn linkerooghoek dat Rieks die surrogaat koffie stond te proeven. Ik wist niet beter te doen dan haar maar een beetje vast te houden, een beetje onbenullig, onhandig. Ze zoende me op beide wangen, vol op de mond, sprong van me af en samen liepen we naar Rieks, die werkelijk stond te genieten van dat bakkie slootwater.

Beppie had een lekker lijf:  volslank, stevige borsten, dito billen, mooie benen maar een uitgesproken lelijke kop met, dat dan weer wel, lang blond haar……en niet te vergeten: ze had een zwoel rustgevend  stemgeluid, dat wat contrasteerde met die  hysterische blik in haar ogen. Verder was ze, en dat had ik zojuist gemerkt, heel spontaan zeg maar gerust ongeremd.  Ze was kleuterleidster van beroep. Ik had haar één keer eerder op mijn werk gezien en dacht toen: ´ik snap niet dat zo´n leuke vent als Rieks aan zo´n lelijk wijf blijft vast zitten.´

Om een lang verhaal wat korter te maken: midden in de nacht kruipt Beppie, ik herkende haar stem, bij mij in mijn slaapzak, die veel te smal was voor ons tweeën en gelijk 'knap' zei. Haar lichaam voelde weldadig aan, en, zo in het donker (ik liet het licht maar wijselijk uit) slaagde ze er in een handomdraai in, me bloedgeil te krijgen. Beppie was ook razendsnel op temperatuur en dat maakte dat we samen een kort maar heftig feestje konden hebben op die boerderijzolder. Even snel als ze bij me kwam verdween ze weer:
´Ik ga weer naar Rieks, bye, bye.´ Dat was wat ik met haar had, niet meer en niet minder.

De verhouding met Rieks was er niet door verstoord geraakt en Beppie was voor de rest van dat weekend uitermate aangenaam gezelschap, zowel voor mij als voor Rieks. We hebben  fijn gemediteerd en toch ook nog allerhande heerlijk macrobiotisch voer tot ons genomen.

Rieks en ik gingen op het werk verder gewoon met elkaar om. Gewoon zoals vòòr het weekend. Hij zal wel nergens vanaf hebben geweten...... of …………hij zinde onverhoopt op iets,  om mij eens terug te pakken. Maar dat kon ik haast niet geloven.

Een week of zes later, in de koffiepauze op het werk, komt hij naar me toe en zegt dat sinds het meditatieweekend de relatie met zijn vrouw sterk verbeterd is:
´Sinds dat weekend heb ik een hele andere Beppie in huis …….. ze was nogal eens depri weet je en dat is nu helemaal over ………. je vindt het misschien wel raar maar ik wil jou daar toch even ook voor bedanken, want mede door jou was het toen zo leuk.'

Weer een paar weken later trakteert Rieks tompoucen op de zaak: zijn Beppie is zwanger…..eindelijk……hij had het er nooit met mij of met de andere collega´s over gehad, zei hij, maar ze waren al ruim drie jaar bezig………tevergeefs……. maar nu was het dan eindelijk raak! In februari is ze uitgerekend………..
Ik omhels hem:
´Ik vind het geweldig voor je, Rieks, van harte jongen, feliciteer Beppie ook van me!´      

Ze beviel op 23 februari van een gezonde stevige meid van acht pond: Tonia noemden ze haar.
´Wat een lekker mollig poppetje,’  zei mijn vrouw, toen we op kraamvisite waren ‘maar ik kan echt niet zeggen op wie van jullie ze nu lijkt.’
‘Zeker van de melkboer,’ zei ik gekscherend. Daar moesten we met z’n drieën  hartelijk om lachen.

Kort na de geboorte van hun dochter verhuisden Rieks en Beppie naar het stadje Haren in de provincie Groningen,  ´daar is het normaliter gezonder en rustiger dan hier, in die smerige hectische  Rijnmond´, dachten ze.  
Hoe het nu met Rieks en zijn gezinnetje gaat? Geen idee. Ik heb verder contact bewust afgehouden.  Die Tonia moet nu al zowat dertig zijn.

dinsdag 2 oktober 2012

Hoezo? Behoefte aan zelfdestructie (2)


Fietsen.
En dan de zelfdestructieve eenzame fietser:
Als ik mezelf op één gebied zeer zeker destructief gedraag is het wel als fietser in Rotterdam.
Ik overtreed alle mogelijk verkeersregels.
Ik steek mijn hand niet meer uit als ik de hoek om ga.
Ik trek me geen bal aan van verkeerslichten.
Ik rijd op fietspaden en autowegen in de verboden richting.
Ik fiets op het trottoir.
Ik heb niet of nauwelijks licht op mijn  fiets.
Mijn remmen zijn vaak zwak
Een bel ontbreekt er ook nog aan
en als mijn fiets gejat is jat ik er gewoon een terug of ik koop voor 5 euro een gejatte fiets bij een junk.

En dan ben ik niet eens de enige die zich zo misdraagt. De fietser is wel de meest zelfdestructieve verkeersdeelnemer. Zelfdestructief? Hoezo? Het lijkt me niet dat hij of zij er op wacht om overhoop gereden te worden……misschien is het hem of haar wel te doen om telkens weer een piepklein adrenalinestootje.

Stroopwafel eten
Zelfdestructief…..ik kocht vanmiddag een stroopwafel in die kraam op de Hoogstraat, zo’n supergrote , gulzig nam ik een hap, te gulzig want er brak een stuk stroopwafel af en  viel op het trottoir……een vrij groot stuk, viel pardoes in het (Hoog)straatvuil…….gatver …………….dan doe ik wel heel erg aan zelfdestructie als ik dat stuk stroopwafel opraap en nog opeet  ook. Toch deed ik dat: met een zelfde gulzigheid griste ik het stuk van het trottoir, vlak voor de kwijlende bek van een boxer, die er blijkbaar ook wel trek in had.
Ik word er misschien wel erg ziek van …………………….afin, dat merk ik morgen wel en als ik niet ziek word dan denk ik maar zo, dan heb ik mijn weerstand er mee verhoogd. Als  al die straatschooiers en zwervers wel tegen eten en drinken uit de afvalbakken kunnen, waarom zou ik  dan een stuk op de grond gevallen stuk stroopwafel zelfconstructief laten liggen? Kom nou ik laat me niet kennen.

Mijn moeder zei het al tegen mij toen ik nog een kleuter was en ik hield het ook mijn eigen koters voor:
‘Bah, niet opeten dat snoepje hoor, dat is vies, als het op straat gevallen is; dan zit het vol met bacteriën en daar kan je  héél ziek van worden.’
Nu zijn mijn zonen volwassen mannen, nou moeten ze het zelf maar uitzoeken. Zouden ze net zo zelfdestructief gedragen als hun pa?

Medicijn slikken
Zelfdestructief: je weet dat het slecht voor je is en toch doe je het.  Ik besloot namelijk geheel op eigen houtje (dus zonder mijn psych te raadplegen) te stoppen met  een medicijn (lithium), dat op zich al ruim tien jaar uitstekend werkte tegen  mijn bipolaire stoornis. Ik had bij lithiumgebruik last van enkele vervelende bijverschijnselen, onder andere dat mijn gevoelens (zowel de ups als de downs) nogal veel werden afgetopt. Daarom wou ik er van af.  Heel langzaam bouwde ik die medicatie af: in drie maanden tijd. Met stoppen nam ik  het  risico dat ik een psychose zou krijgen. Ik ben door het oog van de naald gekropen. Had alleen een heftige manie. Van mijn psych (:‘nooit meer zoiets op eigen houtje doen , hè!!)  kreeg ik een ander medicijn voorgeschreven: zyprexa; dat slaat goed aan en voelt goed.  Zo kreeg een zelfdestructieve neiging,  uiteindelijk een mij beter passende medicatie als resultaat. Was ik nou maar eerder gestopt. 

(wordt vervolgd)