zaterdag 20 oktober 2012

De Bal


Meneer! Meneer!!,………..Die bal…………Meneer houd die bal!? …….…… Die bal!!  ………………. Meneer…….. De bal rolt met een behoorlijke vaart de Rotte in. 
Een al wat oudere heer staat langs de kant van het water. Hij fotografeert de zwanenfamilie. Vader en moeder zwaan zoeken hun voedsel op de bodem van het riviertje. De twee met bruine en witte veren getooide jongen trachten hun ouders om beurten na te doen.  
Twee ventjes van zo’n jaar of acht komen achter de bal aangerend; ze houden halt aan weerskanten van de man. Hij stopt zijn fototoestel in de binnenzak van zijn overjas.
‘Hoorde u ons niet, meneer?’  vragen ze en ze kijken beteuterd hun bal na, die steeds verder van de kant afdrijft.
Vader en moeder zwaan zijn nu extra alert: met hun vleugels maken pa en ma zwaan zich groot en breed;  ze houden de bewegingen van zowel de mensen op de kant als de bal in het water scherp in de gaten.

Nee, hij had de jongens niet horen roepen. Het water is te koud en te diep hier, om de bal zwemmend of wadend te pakken. Bovendien kan je maar beter uit de buurt van zwanen met jongen blijven, zegt de man tegen de voetballertjes: die verdedigen hun jongen zeer agressief. Hij heeft wel eens gehoord dat  een grote boze zwaan met een van zijn vleugels een arm gebroken heeft van een jongeman.
 
Als de bal bij de voetbalclub tijdens een wedstrijd in de sloot achter het doel terecht komt dan ligt er altijd wel een lange stok met een schepnet klaar om de bal weer snel op te vissen en in het spel te brengen maar hier moet wat anders verzonnen worden.
‘Gaan jullie  eens zoeken naar een lange stok,’ zegt hij tegen de ventjes, die hun bal steeds verder zien wegdrijven, ‘dan help ik jullie wel even.’ En weg zijn ze.
Ze komen terug met een stel takken. Allemaal veel te kort. Nu willen ze een lange tak van een boom gaan afknakken.
‘Doe dat maar niet, laten we de bomen maar heel laten, bomen zijn heel belangrijk voor onze gezondheid,’ zegt hij belerend tegen de jongens, ‘maar wacht even, ik heb een beter idee’.

Terwijl de zwanen zich ogenschijnlijk relaxed naar een rustiger plekje op het water bewegen, vertelt hij de jongens, dat het hem vroeger lukte om een bal weer op het droge te krijgen door bonken klei of stenen vlak achter de bal te gooien. Door de golfslag werd dan de bal weer naar de kant gedreven.
Dat lijkt die jongens wel een heel goed idee en ze gaan gelijk op zoek naar steentjes.  Het mikken gaat hen niet zo goed af. Nu eens gooien ze precies òp de bal, dan weer ervòòr of er ver overheen en al met al is de bal na vijf minuten nog verder weg dan toen ze begonnen te gooien.
‘Geef mij maar even een paar stenen,’ zegt de man en trekt zijn overjas uit. Gooien kan hij!  Want binnen een paar minuten ligt de bal tegen de kademuur aan maar nog steeds wel in het water, bijna één meter onder het voetpad langs de kade. Veel te diep voor de korte armen van de jongens.’ Hij zet zijn hoed af, trekt ook zijn colbertje uit, stroopt zijn mouwen op , gaat op zijn dikke buik op de kade liggen, rolt met een hand, de bal langs de kademuur omhoog.  De jongens applaudisseren verrukt.

Hij staat nog even wat vuil van zijn kleren af te slaan als bal alweer met een flinke vaart richting water rolt. Nu kan hij de bal nog net bijtijds tegenhouden. Hij houdt de bal een paar keer hoog met zijn linkerbeen en schiet de bal dan met rechts terug naar de jongens.
‘Bedankt meneer, ….hé meneer, wil u misschien ook even met ons meedoen?’
‘Ik? Meedoen? Met jullie? Ach, kom nou gauw! Ik had jullie opa wel kunnen wezen …………….. ik kan nu wel een paar keer een balletje hoog houden maar dat wil nog niet zeggen, dat ik nog kan voetballen……………..’ Dat vinden de voetballertjes helemààl geen probleem. Voor hen gaat het er om dat er iemand in de buurt is om de bal uit het water te vissen.
‘……. voetballen gaat me niet meer zo goed af, jongens maar keepen….keepen, zal nog wel gaan………nou goed, dan ga ik even in de goal. Hooguit vijf minuten hoor, want ik moet zo gaan eten.’ Hij legt zijn overjas, colbert en hoed op 5 passen afstand van een boom:
‘tussen die boom en mijn stapeltje kleren is het doel, okay?’.
‘Probeer mij maar eens te passeren, jongens. Kom maar op!’ zegt hij. ‘Schieten! Neen, niet van zo dicht bij, jongeman, dat is veel te makkelijk. Ga eerst maar eens tien stappen naar achteren ………..ja………en daar vandaan schieten op doel. Kom maar op! Ik houd alles tegen!’
Inmiddels zijn de zwanen weer terug op het plekje in de Rotte, waar ze door de bal werden verjaagd. Zij grazen nu weer onverstoorbaar voort. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten