Meneer! Meneer!!,………..Die
bal…………Meneer houd die bal!? …….…… Die bal!! ………………. Meneer…….. De bal rolt met een
behoorlijke vaart de Rotte in.
Een al wat oudere heer staat
langs de kant van het water. Hij fotografeert de zwanenfamilie. Vader en moeder
zwaan zoeken hun voedsel op de bodem van het riviertje. De twee met bruine en
witte veren getooide jongen trachten hun ouders om beurten na te doen.
Twee ventjes van zo’n
jaar of acht komen achter de bal aangerend; ze houden halt aan weerskanten van
de man. Hij stopt zijn fototoestel in de binnenzak van zijn overjas.
‘Hoorde u ons niet,
meneer?’ vragen ze en ze kijken
beteuterd hun bal na, die steeds verder van de kant afdrijft.
Vader en moeder zwaan
zijn nu extra alert: met hun vleugels maken pa en ma zwaan zich groot en breed;
ze houden de bewegingen van zowel de
mensen op de kant als de bal in het water scherp in de gaten.
Nee, hij had de jongens
niet horen roepen. Het water is te koud en te diep hier, om de bal zwemmend of
wadend te pakken. Bovendien kan je maar beter uit de buurt van zwanen met
jongen blijven, zegt de man tegen de voetballertjes: die verdedigen hun jongen
zeer agressief. Hij heeft wel eens gehoord dat een grote boze zwaan met een van zijn vleugels
een arm gebroken heeft van een jongeman.
Als de bal bij de
voetbalclub tijdens een wedstrijd in de sloot achter het doel terecht komt dan ligt
er altijd wel een lange stok met een schepnet klaar om de bal weer snel op te
vissen en in het spel te brengen maar hier moet wat anders verzonnen worden.
‘Gaan jullie eens zoeken naar een lange stok,’ zegt hij
tegen de ventjes, die hun bal steeds verder zien wegdrijven, ‘dan help ik
jullie wel even.’ En weg zijn ze.
Ze komen terug met een
stel takken. Allemaal veel te kort. Nu willen ze een lange tak van een boom
gaan afknakken.
‘Doe dat maar niet, laten
we de bomen maar heel laten, bomen zijn heel belangrijk voor onze gezondheid,’ zegt
hij belerend tegen de jongens, ‘maar wacht even, ik heb een beter idee’.
Terwijl de zwanen zich ogenschijnlijk
relaxed naar een rustiger plekje op het water bewegen, vertelt hij de jongens,
dat het hem vroeger lukte om een bal weer op het droge te krijgen door bonken klei
of stenen vlak achter de bal te gooien. Door de golfslag werd dan de bal weer
naar de kant gedreven.
Dat lijkt die jongens wel
een heel goed idee en ze gaan gelijk op zoek naar steentjes. Het mikken gaat hen niet zo goed af. Nu eens
gooien ze precies òp de bal, dan weer ervòòr of er ver overheen en al met al is
de bal na vijf minuten nog verder weg dan toen ze begonnen te gooien.
‘Geef mij maar even een
paar stenen,’ zegt de man en trekt zijn overjas uit. Gooien kan hij! Want binnen een paar minuten ligt de bal
tegen de kademuur aan maar nog steeds wel in het water, bijna één meter onder het
voetpad langs de kade. Veel te diep voor de korte armen van de jongens.’ Hij
zet zijn hoed af, trekt ook zijn colbertje uit, stroopt zijn mouwen op , gaat
op zijn dikke buik op de kade liggen, rolt met een hand, de bal langs de kademuur
omhoog. De jongens applaudisseren
verrukt.
Hij staat nog even wat
vuil van zijn kleren af te slaan als bal alweer met een flinke vaart richting
water rolt. Nu kan hij de bal nog net bijtijds tegenhouden. Hij houdt de bal een
paar keer hoog met zijn linkerbeen en schiet de bal dan met rechts terug naar
de jongens.
‘Bedankt meneer, ….hé
meneer, wil u misschien ook even met ons meedoen?’
‘Ik? Meedoen? Met jullie?
Ach, kom nou gauw! Ik had jullie opa wel kunnen wezen …………….. ik kan nu wel een
paar keer een balletje hoog houden maar dat wil nog niet zeggen, dat ik nog kan
voetballen……………..’ Dat vinden de voetballertjes helemààl geen probleem. Voor
hen gaat het er om dat er iemand in de buurt is om de bal uit het water te vissen.
‘……. voetballen gaat me
niet meer zo goed af, jongens maar keepen….keepen, zal nog wel gaan………nou goed,
dan ga ik even in de goal. Hooguit vijf minuten hoor, want ik moet zo gaan
eten.’ Hij legt zijn overjas, colbert en hoed op 5 passen afstand van een boom:
‘tussen die boom en mijn
stapeltje kleren is het doel, okay?’.
‘Probeer mij maar eens te
passeren, jongens. Kom maar op!’ zegt hij. ‘Schieten! Neen, niet van zo dicht
bij, jongeman, dat is veel te makkelijk. Ga eerst maar eens tien stappen naar
achteren ………..ja………en daar vandaan schieten op doel. Kom maar op! Ik houd alles
tegen!’
Inmiddels zijn de zwanen weer terug op het plekje in de
Rotte, waar ze door de bal werden verjaagd. Zij grazen nu weer onverstoorbaar voort.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten