Help ik een ander werkelijk, wanneer ik probeer zijn of haar
problemen op te lossen? Deze vraag werd mij onlangs gesteld door Martha, een
goede vriendin van me, aan wie ik per
ongeluk vertelde dat ik Jan, een neef van me, vijfhonderd euro had geleend om een
schuld bij zijn huisbaas te kunnen aflossen. Volgens Martha hielp ik hem daar
niet mee.
‘Zo maar vijfhonderd euro geven en verder niks doen … dan is de
kans groot, dat hij over een paar weken weer voor je neus staat, met een
opgehouden handje. Je helpt hem er veel meer mee als je met hem in gesprek gaat
om er achter te komen hoe het zover is kunnen komen. Het kan natuurlijk zijn, dat er een eenmalige zakelijke tegenslag, een hoge bekeuring of een dure aankoop aan de basis staat van een
tekort, dan is de kans niet zo groot dat hij nog eens bij je zal aankloppen. Het kan ook zijn dat het tekort struktureel is: Jan kan niet met geld omgaan ... hij geeft misschien wel te veel uit, dan moet ie het ene gaatje met andere dichten en dat loopt op den duur een
keertje spaak. Ga gewoon eens met die jongen om de tafel zitten,’ zei
Martha, ‘en zet eens op een rijtje hoeveel geld daar nou precies binnenkomt en
hoeveel er uit gaat’.
Dat advies van Martha klonk heel normaal en logisch ook maar
gek genoeg vond ik het niet zo gemakkelijk om nu, drie weken nadat ik Jan het
geld geleend had, weer bij hem aan te kloppen met het voorstel om nog es even te
praten over zijn financiële huishouding. Ja, ik vraag dan wèl om een hoop privacygevoelige
informatie van hem ... maar dat màg ik toch zeker wel vragen … het gaat uiteindelijk niet om één eurootje! Toch zat ik er een beetje mee in mijn maag omdat ik het hem toen niet
gelijk had voorgesteld. Gelukkig vatte hij het heel goed op. Hij leek er zelfs
blij mee.
Hij vertelde me - en hij liet de loonstroken er bij zien - dat
er per maand 2200 euro netto binnenkwam. … we hadden ook al snel gezien dat er elke maand 2500 euro uitging en eens bereik je bij de bank het bedrag dat je
maximaal rood mag staan … dan zal je toch bijvoorbeeld je hele huur zelf moeten
ophoesten of je moet wat bij een ander gaan lenen, bij mij dus, zoals Jan deed.
Eigenlijk was er in de vaste noodzakelijke uitgaven van Jan
en zijn gezin niet zoveel bijzonders te ontdekken: aan woonlasten,
ziektekostenverzekering, abonnementen en eten en drinken, waren ze
eenentwintighonderd euro kwijt … de post
waarop bezuinigd moest gaan worden was meteen duidelijk: de tamelijk hoge maandelijkse post ‘zakgelden’: vierhonderd
euro! Zijn vrouw deed het met honderd, evenals
zijn zoon en Jan zelf stond met maar liefst tweehonderd euro op de
zakgeldlijst. Met het halveren van de zakgelden zouden ze dan al een heel
eind komen. Vrouw- en zoon deden daar desgevraagd niet zo moeilijk over, maar
Jan was niet van plan ook maar één cent in te leveren … zelf was hij daar absoluut
op tegen omdat hij dan zijn kaartje voor de voetbalwedstrijd, zijn biertje en zijn maandelijkse avondje in het Holland-Casino
wel kon vergeten. Jan zag dat avondje gokken - ‘nooit méér dan honderd euro op een avond!’ - tevens als dè unieke mogelijkheid om ooit
nog eens ‘in één klap’ uit de
schulden te komen.
‘Ik had al eens een keertje op één avond vijftienhonderd
euro gewonnen’ zei Jan met het euroteken nog in zijn ogen, ‘vijftienhonderd euro!
Maar dat heb ik dezelfde avond met mijn stomme kop weer verspeeld … ik wilde dat
winstje zo graag verdubbelen … waren we gelijk weer schuldenvrij geweest.’
Het was nu gelijk zonneklaar waar het gat in financiële
huishouding van Jan zat. Met die lening van vijfhonderd euro heb ik dus niet
Jan maar in feite het casino een handje geholpen.