vrijdag 21 november 2014

TRAPPENHUIS (2)

In het huis waar mijn overleden bovenbuurvrouw woonde,  is  sinds kort  een jonge asielzoeker (30) uit Irak komen wonen. Rawan heet hij. Hij is een bijzonder frisse, vrolijke jongeman, die bijzonder gemotiveerd aan de inburgeringskursus begon. Zelfs het kleine beetje Nederlands, dat hij al leerde brengt hij gelijk al in praktijk door mij, halverwege de middag, opgewekt te begroeten met ‘goedemorgen mieneer’... het gaat om de intentie en die is goed. Gisteren stond Rawan bij de deur van ons trappenhuis, zijn band te plakken.
’Lekke band?’ vraag ik (naar de bekende weg).
‘Ik één keer maken, band goed … dan band wèèr doet: pfffffffff’.’Hij werd er duidelijk een beetje niet goed van.  Ik begrijp dat Rawan wil zeggen, dat hij twee keer achter elkaar een lekke band had. Dat kwam waarschijnlijk omdat ie was vergeten de buitenband te controleren op nietjes, spijkertjes of stukjes glas. Logisch dat hij zoiets niet doet, hoe moest Rawan dat nou weten, want in Irak had hij nooit wat gehad met fietsen. Met een combinatie van gebarentaal en Engels doe ik hem voor hoe hij die buitenband moet controleren. Ik stuit bij dat voordoen al meteen op een venijnig, scherp stukje glas. Met mijn hevig bloedende middelvinger wijs ik hem aan waar het stukje glas zit. Kan hij het er zelf  uitpeuteren. Rawan weet nu in ieder geval waar die twee lekke banden vandaan komen.  Ik ga als de donder naar boven om mijn vinger te ontsmetten en te verbinden.
‘Bedankt, hè, mieneer.’
Aardige  jongen. Wat ik alleen niet zo fijn aan hem vind, is dat hij, elke vrijdagmiddag zo rond twaalf uur zijn geluidsinstallatie zo knalhard zet. Ik kan mijn eigen muziek dan gewoon niet meer horen.  Ik ben toen maar even naar boven gegaan en vroeg hem (in ’t Engels):
‘Rawan, kan je je muziek wat zachter zetten?’ Daarop zegt hij, heel bijdehand: ’Dat is geen muziek; dat zijn koranteksten.’
‘Ja hoor, Rawan,’ zeg ik, ‘ het maakt me echt helemaal niks uit  of het nou muziek is of dat het koranteksten zijn, je geluid staat gewoon erg hard, zet het alsjeblieft wat zachter, zodat ik mijn muziek weer kan horen.’
‘Okee mieneer.’ Hij doet zijn deur dicht en zet zijn versterker op een lager volume. Sedertdien heb ik nooit geen last meer gehad van een vrijdagse geluidsexplosie bij Rawan.
In de vierkamerwoning tegenover mij in het Trappenhuis woont de Marokkaanse familie El Morabet. Het gezin bestaat uit vader, moeder en vijf kinderen. De vader zien we eigenlijk zelden in het trappenhuis. Toen mijn vrouw en ik nog maar pas onze huidige woning hadden, vertelde mevrouw El Morabet, in tranen en in heel gebrekkig Nederlands, dat  meneer El Morabet haar verlaten had …. ‘andere vrouw,’ zei zij. Nu vertoont meneer El Morabet  zich sporadisch weer hier … de relatie zal dan wel weer hersteld zijn, denk ik.
Bij de familie El Morabet ligt altijd een bonte verzameling uitgetrapte schoenen schots en scheef voor de voordeur. Zo tegen etenstijd, als iedereen thuis is, liggen er toch minimaal 14 schoenen kris-kras door elkaar.
Tegen het wandje naast die schoenenverzameling staan soms één of meerdere vuilnisbakzakken opgesteld. Soms staan die vuilnisbakzakken een, twee of drie dagen, een enkele keer staan ze vier of vijf dagen en dan gaan ze echt stinken. In het hele trappenhuis hangt dan een penetrante geur, die voortkomt uit het rottingsproces in de vuilnisbakzakken van de familie El Morabet. Dan belt een van de buren, meestal Carla, aan bij de familie El Morabet en zij vraagt  beleefd of  de vuilniszakken naar de vuilcontainer gebracht kunnen worden omdat die zakken anders waarschijnlijk uit zichzelf naar buiten zullen schuifelen.

Meestal staan die vuilniszakken dan binnen het half uur in de vuilcontainer. Met excuses. Zo zijn ze ook weer wel.  Ze hadden er gewoon geen erg in gehad.   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten