In het huis waar
mijn overleden bovenbuurvrouw woonde, is
sinds kort een jonge asielzoeker (30) uit Irak komen
wonen. Rawan heet hij. Hij is een bijzonder frisse, vrolijke jongeman, die bijzonder
gemotiveerd aan de inburgeringskursus begon. Zelfs het kleine beetje Nederlands,
dat hij al leerde brengt hij gelijk al in praktijk door mij, halverwege de
middag, opgewekt te begroeten met ‘goedemorgen mieneer’... het gaat om de
intentie en die is goed. Gisteren stond Rawan bij de deur van ons trappenhuis, zijn
band te plakken.
’Lekke band?’
vraag ik (naar de bekende weg).
‘Ik één keer
maken, band goed … dan band wèèr doet: pfffffffff’.’Hij werd er duidelijk een
beetje niet goed van. Ik begrijp dat Rawan
wil zeggen, dat hij twee keer achter elkaar een lekke band had. Dat kwam
waarschijnlijk omdat ie was vergeten de buitenband te controleren op nietjes,
spijkertjes of stukjes glas. Logisch dat hij zoiets niet doet, hoe moest Rawan
dat nou weten, want in Irak had hij nooit wat gehad met fietsen. Met een
combinatie van gebarentaal en Engels doe ik hem voor hoe hij die buitenband moet
controleren. Ik stuit bij dat voordoen al meteen op een venijnig, scherp stukje
glas. Met mijn hevig bloedende middelvinger wijs ik hem aan waar het stukje
glas zit. Kan hij het er zelf uitpeuteren. Rawan weet nu in ieder geval waar
die twee lekke banden vandaan komen. Ik
ga als de donder naar boven om mijn vinger te ontsmetten en te verbinden.
‘Bedankt, hè,
mieneer.’
Aardige jongen. Wat ik alleen niet zo fijn aan hem vind,
is dat hij, elke vrijdagmiddag zo rond twaalf uur zijn geluidsinstallatie zo
knalhard zet. Ik kan mijn eigen muziek dan gewoon niet meer horen. Ik ben toen maar even naar boven gegaan en
vroeg hem (in ’t Engels):
‘Rawan, kan
je je muziek wat zachter zetten?’ Daarop zegt hij, heel bijdehand: ’Dat is geen
muziek; dat zijn koranteksten.’
‘Ja hoor,
Rawan,’ zeg ik, ‘ het maakt me echt helemaal niks uit of het nou muziek is of dat het koranteksten zijn,
je geluid staat gewoon erg hard, zet het alsjeblieft wat zachter, zodat ik mijn
muziek weer kan horen.’
‘Okee
mieneer.’ Hij doet zijn deur dicht en zet zijn versterker op een lager volume. Sedertdien
heb ik nooit geen last meer gehad van een vrijdagse geluidsexplosie bij Rawan.
In de
vierkamerwoning tegenover mij in het Trappenhuis woont de Marokkaanse familie
El Morabet. Het gezin bestaat uit vader, moeder en vijf kinderen. De vader zien
we eigenlijk zelden in het trappenhuis. Toen mijn vrouw en ik nog maar pas onze
huidige woning hadden, vertelde mevrouw El Morabet, in tranen en in heel
gebrekkig Nederlands, dat meneer El
Morabet haar verlaten had …. ‘andere vrouw,’ zei zij. Nu vertoont meneer El
Morabet zich sporadisch weer hier … de
relatie zal dan wel weer hersteld zijn, denk ik.
Bij de
familie El Morabet ligt altijd een bonte verzameling uitgetrapte schoenen schots
en scheef voor de voordeur. Zo tegen etenstijd, als iedereen thuis is, liggen
er toch minimaal 14 schoenen kris-kras door elkaar.
Tegen het
wandje naast die schoenenverzameling staan soms één of meerdere
vuilnisbakzakken opgesteld. Soms staan die vuilnisbakzakken een, twee of drie
dagen, een enkele keer staan ze vier of vijf dagen en dan gaan ze echt stinken.
In het hele trappenhuis hangt dan een penetrante geur, die voortkomt uit het
rottingsproces in de vuilnisbakzakken van de familie El Morabet. Dan belt een
van de buren, meestal Carla, aan bij de familie El Morabet en zij vraagt beleefd of
de vuilniszakken naar de vuilcontainer gebracht kunnen worden omdat die
zakken anders waarschijnlijk uit zichzelf naar buiten zullen schuifelen.
Meestal
staan die vuilniszakken dan binnen het half uur in de vuilcontainer. Met
excuses. Zo zijn ze ook weer wel. Ze
hadden er gewoon geen erg in gehad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten