Ome Gerard, overleed in
2003 in zijn woonplaats Leidschendam. Hij was de oudste broer van mijn vader. Ome
Gerard kwam de laatste jaren haast nooit meer zijn woonplaats uit. Alleen voor
een begrafenis of iets dergelijks. Dit keer kwam hij naar Rotterdam met vervoer op maat en
rollator, voor de uitvaart van zijn broer Jan, ome Jan voor mij. Het was 1999
en ome Jan stierf op 69 jarige leeftijd. Veel te jong. Hij was mijn leukste
oom. Een goede voetballer ook. Vaak nam hij me achterop zijn motor mee naar
zijn wedstrijden. Jammer dat hij zo veel rookte. Tot aan zijn dood.
Ome Gerard was toen al alleen,
weduwnaar. Zijn vrouw, tante Miep was al heel lang geleden gestorven. Hij was een nukkige man
van zeer weinig woorden. Zijn jongste zus, tante Riet, ook niet de vrolijkste,
was er ook op de crematie, hij gaf haar een hand, ze condoleerden elkaar en dat
was het dan. Tante Riet huilde weer verder. Bij mijn vader aangekomen, kneep ome
Gerard hem stevig in zijn bovenarm en schudde hem een beetje door elkaar:
‘Sterkte jongen, hou je haaks’, ome Gerard was bijna tien jaar ouder dan mijn
vader.
Hij voelde zich altijd een
beetje verheven boven zijn andere broers, zwagers, zussen en schoonzussen. Dat kwam niet alleen
omdat hij de oudste was, het had er ook mee te maken, dat hij beroepsmilitair
was (bij de Marine). Wat meespeelde was
dat hij oorlogsinvalide was, hij trok met zijn linkerbeen. Het trieste voor ome
Gerard was dat hij zich dan wel verheven voelde, zijn familie trok zich er helemaal
niets van aan, sterker nog ze gingen de strijd met hem aan (en wonnen bijna
altijd) en hij werd de deur uitgekieperd. Hij was natuurlijk geen partij met
zijn manke oorlogspootje.
In het crematorium vroeg ome
Gerard mij wie zo alles rond het overlijden van ome Jan geregeld had, van legaten
tot crematie. Hij vroeg naar de bekende weg, dat wist ik, want ome Jan had mij daarvoor
aangeraden bij hem.
‘Ja, ome Gerard, dan bent
u bij mij precies aan het goede adres,’ zei ik. Om hem te laten schrikken, zei
ik, dat ik het niet meer zo goedkoop kon doen als voor ome Jan. Maar daar komen
we wel uit. Hij was inderdaad geschrokken en wilde gelijk weten wat mijn tarief
was.
‘Neen, geintje, ome
Gerard, geef mij maar gewoon een evenredig deel van de erfenis. Hetzelfde krijg
ik van ome Jan.’
Ik had nu nog geen idee,
wat het overlijden van ome Gerard me op zou kunnen leveren, maar ik vond het
een beetje cru om te vragen of hij schulden had of hoeveel hij op de bank had
staan. We liepen hier tenslotte te praten in het crematorium, vlak voor de
begrafenis van ome Jan.
Vier jaar na ome Jan ging ome
Gerard, hartaanval. In alle vroegte kreeg ik een telefoontje van een dokter uit
Leidschendam of ik even langs wilde komen. Ome Gerard had mij inmiddels
aangewezen als executeur testamentair, dus ik kon aan de noodzakelijke
betalingsverplichtingen voldoen. Tevens hadden ome Gerard en ik laten
vastleggen, dat ik een van de erfgenamen. We waren met zijn drieën, de
erfgenamen van ome Gerard. Tante Riet, mijn vader en ik. We zouden er ieder ongeveer
tweeduizend euro per persoon aan overhouden.
Tante Riet was er nog
pissig over, dat ik haar broer niet van te voren een tijdje opgebaard had laten
liggen in een rouwkamer of zo, zodat iedereen, die dat had gewild, hem nog even
rustig had kunnen bekijken.
Ik zei dat ome Gerard dat
absoluut niet wilde. Maar in werkelijkheid vond ik dat zonde van het geld.