zaterdag 31 januari 2015

ZATERDAG

Zaterdag. Ik heb mijn wekker op acht uur gezet. De wekker van mijn vrouw liep om zeven uur af. Zij gaat deze morgen met een vriendin naar een film van het IFFR;die begint om kwart over negen! De film gaat over Aboriginals.
Daarna gaat ze een nieuw fornuis kopen. Want van de week heeft ons fornuis het begeven. De thermostaat gaf het op. Ze wil eigenlijk een fornuis gaan kopen bij Media Markt, omdat er dezer dagen bij die winkel geen BTW betaald hoeft te worden.  Maar dat bleek grote nep te zijn. Toen heeft ze het fornuis maar gekocht bij ons in de buurt, bij Aaijkens, waar we eigenlijk altijd al ons witgoed kochten. Ze heeft gekozen voor het merk Beco. Nooit van gehoord.  Zal het wat zijn? We merken het wel. Donderdag wordt ie bezorgd.
Het is dus zaterdag en dan doe ik altijd de wekelijkse boodschappen bij Dirk van der Broek en ik ben graag vroeg in die winkel want dan is het nog lekker rustig. Voordat ik op de fiets stap doe ik nog even gauw  een gekleurd wasje in de wasmachine. Vandaag  ben ik om negen uur bij Dirk van der Broek en om ongeveer tien uur ben ik weer thuis.
Ik ruim de boodschappen op, haal de was uit de wasmachine en hang die op aan het droogrek in de werkkamer. Het is geen weer om buiten was te drogen.
Het is nu elf uur; tijd om naar de sportschool te gaan. Normaal ga ik niet op zaterdag maar nu wel  omdat de vrijdag uitvalt: dat is oppasdag geworden bij mijn kleinzoon Bent.
Het stelt allemaal niet zo erg veel voor wat ik op die sportschool doe: wat lichte oefeningen (rug, biceps, benen, borst, liezen, bovenbenen, triceps, hamstrings) op een stel van die apparaten.  Ik sluit mijn gedoe op de sportschool af met drie kwartier cardio: een kwartiertje fietsen, een kwartiertje  roeien en een kwartiertje crossen. Dan zit het er al weer op.
Nog even lekker douchen en dan weer op huis aan. Wat ik nog wel even kwijt wil: hij zit er weer. De tengere kleine Surinaamse (Javaanse) man, smal snorretje, ergens in de dertig, schat ik. Hij droogt zich zittend af, terwijl  hij zijn hoofd ritmisch heen en weer beweegt op zijn muziek en zijn muziek is onwijs hard afgespeelde hiphop. Praten met elkaar in de kleedkamer is schier onmogelijk.
Thuis eet ik wat en ga de Volkskrant lezen. Op zaterdag is dat altijd een hele kluif: de gewone krant, het Volkskrant magazine en dan nog een bijlage genaamd Sir Edmund.
In het Volkskrant magazine staat een leuk en uitgebreid interview met Bianca Krijgsman (van Plien en Bianca), ze won onlangs een Emmy Award als beste actrice. Een van haar uitspraken:‘Als Plien er niet zou zijn zou ik nooit in mijn eentje op het toneel gaan staan.’

Onder het lezen van de krant schiet me opeens te binnen dat ik afgelopen donderdag een tas met twee lesboeken Nederlands in de kleedkamer van de sportschool heb laten liggen. Het is bijna vier uur, sluitingstijd. Ik ren er naar toe. Gelukkig laten ze me daar nog binnen en ik heb nog eens het geluk ze dat ze mijn tas gevonden en bewaard hebben. Ik kreeg hem natuurlijk terug.

Thuis lees ik nog even en dan maak ik de zaterdagse avondmaaltijd klaar: brood met gebakken eieren.


’s Avonds heb ik even dit stukje geschreven, gekeken naar Cojones (leuk!), de samenvattingen bekeken in Studio Voetbal (Jammer PSV weer gewonnen) en dan naar bed.

vrijdag 30 januari 2015

TARIK

Sommige NOS journalisten leken er een beetje op te gèilen. Eindelijk heeft weer eens iemand met een wapen de weg naar Hilversum weten te vinden. Bijna met vreugdetranen hoorde ik enkele journalisten, meerdere malen zeggen, dat ‘deze beelden de hele wereld overgaan’. Eindelijk wereldroem voor die simpele Nederlandse journalisten.
In het NOS journaal van vandaag, vrijdag 30 januari, werd ook nog vol trots aan Nederlandse kijkers getoond hoe verschillende buitenlanden (Verenigde Staten, Duitsland, België (2x) en de  BBC) het nieuws van de overval op ons 8 uur journaal aan hùn kijkers brachten. Nederland spreekt weer een woordje mee!

Met een indrukwekkend neppistool  en een briefje met instructies kwam de 19 jarige Tarik Z. het NOS gebouw in. Hij had een toespraakje gemaakt voor het Nederlandse volk. Zijn toespraakje van ongeveer twintig minuten wilde hij houden in het 8 uur journaal. Tegen de portier, die steeds bij Tarik in de buurt was, zei hij kort iets over zijn toespraak: ‘De dingen die gezegd gaan worden, dat zijn wel hele grote wereldzaken.’

Tariq, met het pistool in de hand, sprak soms met de portier; beiden zijn nerveus. De portier uit zijn angst en Tarik stelt hem gerust:’Als ik mijn verhaal gedaan heb in het journaal, laat ik je gaan.’
Dan wordt de kijker plotseling opgeschrikt door een nazi-achtig geschreeuw. Een aantal malen achtereen wordt luid schreeuwend gecommandeerd: ‘WAPEN NEER!’ (3x) Al halverwege het eerste commando heeft Tarik zijn nepwapen op de grond gegooid. De extreem opgefokte agenten, of wat zullen het geweest zijn,  schreeuwen wederom als gekken: ‘LIGGEN!’ (3x). Tarik is zo braaf, hij ligt meteen.

Dan zag ik vanavond, op de voorpagina van het Parool, een foto van Tarik, ten voeten uit, zonder bril dit maal, weer keurig in het pak en wederom piekfijn geknipt. In al hun wijsheid hebben de dames en heren redacteuren van het Parool kennelijk al besloten het uiterlijk van Tarik te tonen aan alle Paroollezers. Ongetwijfeld met als argument dat Tarik zelf een kwartier op het NOS journaal wilde om het Nederlandse volk toe te spreken; dan had iedereen hem toch ook gezien.   
Ik vind het nogal makkelijk om deze man op de manier te vloeren. Gezien de manier waarop deze gebeurtenis is geëindigd, had Tariks beeltenis niet zo wijd verbreid  hoeven te worden. Mijns inziens had volstaan kunnen, moeten worden met  een foto van zijn hoofd met een balkje voor zijn ogen, dat was netter geweest. Want Tarik moet nog voor de rechter komen en niemand weet nog wat het oordeel van de rechter zal zijn?
Natuurlijk, hij is met dat indrukwekkende neppistool, die studioruimte binnengegaan, dat is buiten kijf. Maar of hij daarvoor ook  veroordeeld zal worden  is nog maar de vraag.
Een nabij familielid van mij, kwam, toen hij 19 jaar oud was bij mij op verjaardagsvisite en vertelde fanatiek aan iedereen in het gezelschap die het maar horen wilde, onsamenhangende verhalen over ’hele grote wereldzaken’. Ook de hele kosmos speelde daarin volgens hem een belangrijke rol. Soms werd er een beetje lacherig over hem gedaan. Het irriteerde hem wel dat hij niet serieus genomen werd. Gelukkig had hij geen wapen bij zich. Zelfs geen nep. Twee weken nadat hij bij mij op visite was hoorde ik dat hij met een psychose was opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Een gedwongen opname.  
Tariq deed me erg denken aan dat nabije familielid van me.  Het klinkt misschien gek: maar ik voel me nu in deze affaire nog het meest nabij Tarik.

donderdag 29 januari 2015

IFFR

Op het (IFFR) Internationale Filmfestival Rotterdam zag ik gisteren vier films. Oorspronkelijk was ik niet van plan te gaan dit jaar. Geen zin. Geen fut. Geen geld. Maar dinsdagavond kreeg ik opeens de geest en besloot woensdag te gaan. Opeens was daar toch weer de zin, de fut, en het geld. Ik pakte het programma boekje dat tot dan toe ongelezen onder de salontafel had gelegen. Tussen negen uur ’s ochtends en tien uur ’s avonds kon ik de vier films gaan zien die ik had uitgezocht.  Voorwaarde was natuurlijk wel dat geen van de films uitverkocht was. Maar dat kon ik pas woensdagmorgen om 9 uur weten als de kaartverkoop begon. Voor alle films die ik wilde zien waren gelukkig nog kaarten beschikbaar.
Ik  start in Cinerama 1 met de Zuidkoreaanse film: ‘Alive’  van  regisseur Park Jung Bum. De film duurt bijna drie uur.  Het is een vertelling over armoede, klasseongelijkheid en menselijk lijden in hedendaags Zuid Korea. De regisseur speelt zelf de hoofdrol, als ploeterende arbeider die zich aan zijn lot probeert te ontworstelen.
Deze film leek veel minder lang dan drie uur te duren. Waarschijnlijk kwam dat omdat ik een paar keer tijdens deze niet zo enerverende film in slaap ben gevallen. 

De film Alive (in Cinerama) was pas om kwart voor een afgelopen en om één uur begon in de Schouwburg de volgende film alweer. Ik moest me te pletter haasten om èn een fles drinken te kopen èn bijtijds in de Schouwburg te zijn.  Exact om één minuut voor één uur rende ik de Schouwburg in om de Bulgaars/Griekse film ‘the Lesson’ te zien; de film speelt in Bulgarije.
Het  is een boeiende doch humorloze  film over een jonge vrouw, een onderwijzeres, die ontdekt dat ze op het financiële vlak beduveld is door haar echtgenoot. Doordat ze nu haar schulden niet kan betalen dreigt een faillissement voor de vrouw. Ze moet .vreemde sprongen maken om het faillissement af te wenden. Ook op haar werk, op school, speelt een financiële kwestie. Het gaat hier om een diefstal: er is tien Bulgaarse Levs uit haar  portemonnee gestolen. Ze vermoedt door één van haar leerlingen.

Van de Schouwburg naar Pathé 7 is maar een klein rot eindje. Daar draait de film Siti van regisseur Eddy Cahyono uit Indonesië.
De film toont hoe de in armoede levende vrouwen aangetrokken worden door het concept karaoke-bar. Daarin kunnen vrouwen een centje bijverdienen door tegen betaling ‘het de mannen naar de zin te maken’. Dit  karaoke-gebeuren is ook een noodzakelijk  kwaad voor Siti. Haar man is verlamd, ze heeft zoon van zeven jaar en haar oud moeder woont bij haar in. Siti moet in haar eentje het gezin onderhouden .
Typerend voor deze film is het schijnbare gemak waarmee Siti haar zware lot draagt

Dan is het kwart voor vijf. Mijn volgende (en laatste) film is  om kwart voor zeven. Dat betekent dat ik nu moet gaan dineren. Vanuit Pathé ga ik eerst even twintig euro pinnen om straks te kunnen betalen. Met mijn cashgeld loop ik regelrecht naar Bram Ladage en bestel ‘mijn diner’: een grote patat met pindasaus. ‘Wat is er lekkerder dan dat?’ vraag ik me af, wanneer ik onder de afkapping bij Bram sta te smullen; uit de wind, uit de hagel. Eens per jaar zo’n patatje: grandioos! Even dacht ik er nog over om er een grote milkshake achter aan te gooien. Bij nader inzien deed ik dat toch maar niet. Ik twijfelde er aan of ik zo’n grote vetklodder binnen kon houden. In de Schouwburg dronk ik een kop Earl Grey thee (met honing) en zag uit mijn linker-ooghoek een dikke portemonnee onder een tafeltje liggen. Er zaten twee mensen aan dat tafeltje maar ze zeiden dat de portemonnee niet van hun was. Ik opende de portemonnee nog even om te zien of er een telefoonnummer in zat maar ik zag in de gauwigheid niks. Ook geen cashgeld trouwens. De portemonnee gaf ik bij de bar af; de verliezer zal er daar wel om gaan vragen.

De laatste film (ook eentje van drie uur) is om kwart voor zeven in Cinerama 3.
De film speelt in Kirchizië en is gemaakt door Marat Saruku.
De film bevat prachtige opnamen van rivieren, meren en bergen in Kirchizië.
Het verhaal:
Een opa en zijn kleindochter wonen op een vredig plekje langs een rivier. De moeder  wil dat haar vader en haar dochter verhuizen naar de grote stad, waar moeder werkt. Moeder is bezorgd dat haar dochter alleen achterblijft als haar vader iets overkomt. Opa en kleindochter verhuizen naar de stad alwaar geen geschikte woonruimte  blijkt te zijn voor hen. Dochter zoekt wanhopig en tevergeefs naar een plek voor vader en dochter.

Dan is het kwart voor tien. Het is droog. Met windje mee fiets ik in een paar minuten naar huis.
Thuis schenk ik mezelf een wodka met appelsap in en vertel mijn vrouw over de vier films die ik vandaag gezien heb. Zij is blij dat ze niet met me mee is gegaan: ‘Wat een somberheid!’zegt ze.



dinsdag 27 januari 2015

HONDEN

Een stel erg leuke honden is bij ons in de straat komen wonen. Er zat eerst een kennis van ons in die woning. Een heel aardig vrouwtje. Zij is na een langdurig ziekbed uiteindelijk toch  komen te overlijden, op 96 jarige leeftijd! De verhuurder, Havensteker, is eerst weinig enthousiast om de benedenwoning, waar overigens nog makkelijk mensen in zouden kunnen wonen ‘dierklaar’ te maken. Maar de overheid is duidelijk en onverbiddelijk  geweest in haar ‘regelgeving wooneenheden’: per driehonderd wooneenheden dient 1 wooneenheid te worden aangepast aan bewoning door dieren. Havensteker kan dus niet anders doen dan de woning toewijzen aan de dieren, die bovenaan de wachtlijst staan: de Asielhonden.  Vijf honden uit het asiel: twee ‘vuilnisbakkies’, een Boxer, een Border Collie en een Duitse Staander. Heerlijke beesten! Ze zijn door het hondsdolle heen als ze het nieuws horen. Alleen bij de bezichtiging van het huis schrikken ze wel even van de hoge stopcontacten, lichtschakelaars en de voor honden onbruikbare toiletpot.  Havensteker kan ze direct geruststellen: er gaat nog flink aan de woning gesleuteld worden, zodat die het keurmerk ‘hondvriendelijk’ kan krijgen. De honden komen zelf nog met het voorstel om alle binnenmuren uit de woning te slopen, want muren, zo zei de leider van de troep (de Duitse Staander), dat zijn nou echt mensendingen. De woningbouwvereniging heeft daar geen enkel bezwaar tegen. Na wat heen en weer geblaf besluiten de honden de voor en achterdeur niet te laten weghalen. Dat scheelt weer een hoop stookkosten. Wel willen ze graag, dat er zowel in de voor- als in de achterdeur een ‘hondendeurtje’ gezaagd wordt, zodat ze makkelijk in en uit kunnen lopen …vooral in verband met de ontlasting … want daar is met name de tuin toch voor … de poep en pies zakt daar vanzelf wel weg. Daarom zijn ze ook zo blij met dit benedenhuis met tuin. Zouden ze een huis met balkon hebben gekregen dan zou het op dat balkon een vreselijke troep zijn geworden.  Misschien hadden ze het huis dan wel niet geaccepteerd.
De mannetjes uit de groep maken gelijk van de mogelijkheid gebruik om op belangrijke plekken hun geurtjes achter te laten: bij de voor- en achterdeur en de voor en achterwand, zowel op de begane grond als op de eerste verdieping.
Niet vergeten moet worden dat deze beesten hun hele leven voor niets bij een baasje of in een asiel hebben geleefd. De hoge maandhuur kan zo’n stel noeste blaffers onmogelijk ophoesten. Die financiële stap is te groot. Er is daar iets voor geregeld: met ingang van dit jaar is de ‘huursubsidie woningen voor viervoeters’ in werking getreden. Die subsidie is net als alle ‘mensensubsidies’ afhankelijk van het inkomen. Nu verdienen drie van vijf dieren een aardig centje als ‘blindengeleide hond’ en de op een na jongste doet al een paar jaar vakantiewerk in de wintersport als sledehond. De jongste (die kleine) doet nog niks.
Het gebeurt niet zo vaak maar àls er in Nederland eens een flink pak sneeuw gevallen is, duikt ‘die kleine’ gegarandeerd op bij de dichtstbijzijnde basisschool en dan trekt hij kinderen voort op hun slee. Het plezier straalt er bij hem vanaf.

De hondenfamilie is een ware aanwinst voor onze buurt. Want deze dieren werken niet alleen voor blinden maar ook, en dat geheel vrijwillig, voor hulpbehoevende ouderen, die eens ergens naartoe willen en niet meer zo goed ter been zijn. Maar, dat doen ze alleen als er geen blinden zijn die hen nodig hebben. Want dat gaat natuurlijk voor, omdat ze daar hun brood mee verdienen.

maandag 26 januari 2015

DE EENDEN

De eenden hebben niet goed uitgekeken. Met grote vaart vlogen ze door een van de openstaande ramen van het Sportfondsenbad. Voor hetzelfde geld vliegen ze tegen een gesloten raam  aan en dan liggen ze op de stoep vier meter lager. Dan kunnen ze het niet meer navertellen.
Het is wel duidelijk te merken dat deze dieren in het zwembad niet thuis zijn ondanks al dat water. Ze zijn wel zo slim om niet hard rechtdoor te vliegen, want aan de andere kant van zwembad staat nooit een raampje open. Alsof ze het weten. Dat moet haast wel instinctmatig zijn. Want voor zo ver ik weet hebben eendjes geen radar, zoals duiven.
Het vrouwtjeseendje maakt opeens een snoekduik in de richting van het kikkerbadje. Met een flinke plons belandt ze in  het water. Haar volgzame partner klapt bovenop haar, sufferd dat ie er is! Maar gelukkig: alles is nog heel!
‘Gatverdegatver’ kwaakt het vrouwtjeseendje: ’Wat stinkt dit water. Ik krijg het er benauwd van. Dan zwem ik nog liever in de Kralingse Plas.’
De naïeve woerd bekommert zich, als gewoonlijk,  nergens om en wil in deze voor hem nieuwe en avontuurlijke omgeving een nummertje maken met zijn vrouwtje. Vliegensvlug springt hij op haar rug en bijt zich vast in haar nek.
‘Opgesodemieterd, jij,’ en ze slaat hem met een venijnige vleugelklap van haar rug af.  
‘Jij kan verdomme ook nergens anders aan denken; zelfs in deze situatie, domme eend.’
‘Weet jij dan wat dat is, die stank bedoel ik? vroeg de woerd aan zijn vrouwtje?’
‘Als je het mij vraagt,’ kwaakte de vrouwtjeseend, ‘ruik ik chloor, wegwezen dus, kom op, voordat we onze veren kwijt raken door dat gif.’
Het eendenpaar zwemt vlug naar de rand van het kikkerbadje en springt op de kant. Het is daar ontzettend glad. De eenden kukelen van voor naar achter van links naar recht, van voor naar achter van links naar rechts, van voor …. dan besluiten ze maar te gaan vliegen, dat gaat natuurlijk beter … ze belanden op de hoge duik. Daar hebben ze een goed overzicht. Beneden zich horen ze ongeruste geluiden. Van mensen. Mensen die vanaf de kant en vanuit het water naar het eendenpaartje  staan te koekeloeren. Alsof ze nog nooit een eend hebben gezien.  Het vrouwtjeseendje poepte net over de rand van de hoge duik, precies op het hoofd van de magere, spierwitte man met de knalrode zwembroek en de kale schedel, die net onder de duikplank door zwom. Het vrouwtjeseendje deed het per ongeluk. Steeds meer mensen klimmen uit het diepe. Het zijn voornamelijk bange bibberende mensjes, die hier normaal babbelend, traag hun baantjes zwemmen.
 ‘O’, horen de eenden de bange mensjes tegen elkaar zeggen, ‘dadelijk komen die beesten hier in het water zwemmen’, ‘misschien bijten ze ons dan wel met die grote gele snavels in de neus of oren’,’zouden we ze niet kunnen wegjagen?’,’ik ga het water niet in zolang die beesten daar zitten.’ ‘Ik sta te bibberen van de kou.’ Aha, daar komt de badmeester aan met een stapel zwemplankjes en zijn zwemhaak.
‘ Okee, jongens,’ zegt de badmeester tegen het bibberende gezelschap,’ik heb nog wat deuren en ramen opengezet. Als elk van u  nu één zwemplankje naar de eenden gooit, zullen ze opvliegen. Dan ga ik direct achter ze aan en jaag ze met mijn zwemhaak naar buiten.’

Dat plannetje lukte. Maar al met al duurde het toch nog tweeëneenhalf uur eer de badmeester de watervogels het Sportfondsenbad had uitgewerkt. 

zondag 25 januari 2015

HET BEEN

Daar ligt een been! Een groot been. Van een volwassen man. Er steekt duidelijk een herenschoen onderuit. Toch zeker maatje 45. Het been heeft een spijkerbroek aan; van boven is de broek gerafeld en bloederig. Het is een luguber gezicht. Wat zal er gebeurd zijn? Zo’n been verlies je toch niet zomaar. Op de middenweg ligt het. Het is niet zo erg druk op de Meent om deze tijd; half tien ’s avonds. De auto’s die er rijden gaan in een keurig bochtje om het been heen. Waarschijnlijk heeft geen enkele automobilist in de gaten waar hij precies voor uitwijkt. Als er even geen verkeer aankomt kniel ik bij het been en stroop de broekspijp wat op. Ik ben nieuwsgierig of  hij blank is of zwart. Het is dus een been van een zwarte man.
Een automobilist nadert en begint luid te toeteren. Ik trek de broekspijp weer netjes strak en kijk nog even rustig naar het been van de zwarte man.
De automobilist draait zijn raampje open en zegt:
‘Hé man, rot es op daar, zo kan ik er natuurlijk niet langs.’
Ik loop naar die auto, met die man er in en zeg:’ Ik wou even kijken of dat been, dat daar ligt, van een blanke man is of van een zwarte. Dat weet ik nu, dus je kan doorrijden.’
‘Hé, meneer, is dat een been daro?’zei die eikel in de auto.
‘Je bent toch niet doof, lul, je hoorde toch wel wat ik zo net zei?’
‘Dan moet u de politie bellen, meneer, 112,’ zei de eikel.
‘Rijd nou maar door want er staan inmiddels minstens tien auto’s achter je te wachten, die graag willen gaan rijden.
Ik speelde maar even een soort verkeersagent. Ik leidde het van weerskanten komende verkeer langs het been. Gelukkig kan ik heel hard op mijn vingers fluiten. Ik fluit heel hard en steek tegelijk mijn arm omhoog ten teken dat het naderende verkeer moet stoppen. Het verkeer in de andere richting mag dan door. Na een paar drukke minuten is het even rustig. Nu heb ik mooi even de tijd om het been van de rijweg af te slepen. Het is flink zwaar en eigenlijk ook wel lang. Het zal wel het been van een grote breedgeschouderde, zwarte jongen zijn. Nou, nee, breedgeschouderd daar kan ik nu nog niks van zeggen, wel groot en zwaar. Hij zal niet meer zo jong zijn. Dat kan ik zien aan zijn sokken en schoenen, die zijn nou niet bepaald modieus te noemen.
   
Eerst maar even de politie bellen. 112.
‘Met de alarmdienst, zegt u het maar.’ Het is een vrouw.
‘Ja, hallo, ik wou u even wat vragen, is er vanavond in Rotterdam misschien een grote zware zwarte man gesignaleerd, met maar één been?’
‘Zeg meneer, u moet deze alarmlijn niet misbruiken met flauwe grappen…..’
‘O, nee, nee, sorry mevrouw, dat wil ik niet. Ik heb namelijk het been gevonden van die man, ik zit er nu naast, op de Meent, ter hoogte van de poffertjeskraam. Wilt u een wagen sturen om het been op te halen?’
‘Okee. Hoe is uw naam?’
‘Van der Steen’
‘Blijft u bij het been?,’ vraagt de vrouw, ‘ik stuur onmiddellijk een wagen.’

Ik stel me verdekt op achter de poffertjeskraam. Als ik bij dat been zou blijven zitten dan krijg ik weer allerlei vragen van de politie …. Moeilijke toestanden. Kost zeeën van tijd. Daar zit ik niet op te wachten.


Daar hebben we de wagen. Het been hebben ze al ontdekt. Ze staan alleen nog een beetje hulpeloos rond te kijken. Ze missen nog wat ……………. Mij!  

zaterdag 24 januari 2015

LUCHTJE SCHEPPEN

‘Zou je niet eens een keertje thuisblijven, Har? Ze hebben voor vanmiddag sneeuw voorspeld,’ zegt zijn vrouw  Beb. Harry en Bep zijn twee oudjes, die al heel lang bij elkaar zijn. Harry kleedt zich warm aan: zijn lange grijze winterjas, een witte gebreide sjaal en een zwart hoedje. Elke middag zo rond een uur of twee,  mòèt Harry  even een luchtje gaan scheppen. Zelfs al zou het nu al  sneeuwen, dan nog zou hij de deur uit gaan, alleen wel met snowsteps onder zijn schoenen.
‘Ja, ja Beb, ik heb het gehoord maar ze voorspellen zo veel wat niet uitkomt. Nou, ik ga Beb! Tot over een uurtje of twee, tweeëneenhalf.’
‘Okee, Har. Veel plezier. Wees voorzichtig, jongen!

Harry loopt met zijn rollator over een smal autoweggetje, want er is daar geen trottoir. De  sloot rechts van hem is dichtgevroren. Op een klein stuk na, daar vecht een stel waterkippen om het een of ander; nu eens duikt de een onder, dan weer de ander. Die lawaaipapegaaien zijn altijd aan het vechten en ze maken altijd een hels kabaal.
Typisch iets voor Bep trouwens om zich over zo’n voorspelling druk te maken, dacht Harry. Maar ja, zo is Beb nu eenmaal. Bezorgd, hè, dat was ze ook al toen de kinderen nog jong waren: denk je hier aan, denk je daar aan, heb je alles bij je, wees je voorzichtig, geen ruzie maken hoor? Toen de kinderen de deur uit waren richtte Bep haar bezorgdheid op mij. Ach, ze bedoelt het goed en ik weet er goed mee om te gaan: ik trek me er niet zo heel veel van aan. Ik heb al een heel leven achter me, waarin ik geleerd heb om goed voor mezelf te zorgen.
Zo, daar komt een grote vrachtwagen aan. Ik schat in dat het moeilijk wordt voor mij: die kar gaat mij en mijn rollator de sloot in drukken.  De vrachtwagenchauffeur stopt, draait zijn raampje open en zegt:’Hé ouwe, als je nu een halve slag draait en die rollator in de richting van de sloot houdt dan rijd ik achter je langs. Binnen twee minuten kan je dan weer verder lopen. Okee, ouwe?’
Harry knikt instemmend.
Maar zo ver komt het niet. Harry komt geen stap verder. Hij verliest zijn evenwicht. Rolt via het talud op het nog dunne ijs. Zijn rollater ligt onder water. Zijn hoofd, zijn linkerarm en -schouder steken nog boven het ijs uit. Zijn kleren zijn in een mum van tijd doordrenkt van het ijskoude water.
Een brutale waterkip ging er vliegensvlug met Harry’s hoedje vandoor.
Harry probeert met zijn linkerarm de aandacht van voorbijkomend verkeer trekken maar, zo realiseert hij zich, op deze weg rijdt vrijwel geen verkeer. Bovendien ligt hij heel erg dicht tegen het talud aan;  onzichtbaar voor passanten. Bewegen kan hij zich nauwelijks. Hij probeert het nog door een paar keer zo hard mogelijk ‘Help’ te roepen. Geen reactie.
Besef van tijd heeft Harry niet meer, hij zwaait nog wel maar de kracht vloeit uit hem weg. Zijn hoofd wordt zwaar, de slaap lijkt hem te overvallen; hij vecht ertegen; hij verliest die strijd. Harry’s hoofd zakt langzaam weg in de sloot.


Wanneer Harry die middag om zes uur nog niet thuis is, belt een hooglijk ongeruste Beb de politie ….. 

donderdag 22 januari 2015

ECO

Van de door de mens geproduceerde afvalberg, maken verpakkingen een groot deel uit. Hoe deden we dat nou vroeger met de verpakkingen? Ik probeer me dan voor de geest te halen, hoe dat ging in de jaren 50, mijn prille jeugd.
De melkboer kwam aan huis. ‘DE MELKBOER!!’schreeuwde hij van onder aan de trap. Dan liep ik, zes jaar oud, met een regiment pannen (onder andere de melkkoker) de trap af om de bestelling van m’n moeder bij de melkboer op te halen. Boter werd door de melkboer in een stukje papier verpakt; eieren deed hij in een pannetje. Super eco. Ik moest alleen wel drie keer en soms meer die trap op en af.

De groenteboer  gooide vrijwel alles in oude kranten; ik zie hem nog die bloemkool in een krant verpakken. Maar als je een boodschappentas bij je had liet de groenteboer het gekochte gewoon zo  in je tas glijden of rollen, tenzij de producten elkaar in de weg zaten. Bijvoorbeeld losse zuurkool en verse spinazie; dat zou heibel worden.
Rond 1955 was er nauwelijks sprake van verkoop van kant-en-klare producten zoals rode kool (met appeltjes), gekookte bietjes à la crême. Ook van gesneden andijvie of gesneden boerenkool  was nog geen sprake. Rauwe bieten,  rode kool, kroppen andijvie en een hele boerenkool, die werden verkocht!  Die gaan ook  makkelijk de groentetas in naast de aardappelen, de knolrapen, de spruiten en de prei. Die doen daar niet moeilijk over. Het enige benodigde verpakkingsmateriaal voor zoveel boodschappen hier was dus de boodschappentas.

Was de kruidenier ook een beetje eco? Potjes waren er al destijds, dat is prima. Ik kan me niet herinneren ooit een ontbijttafel gezien te hebben zonder potje pindakaas. De hagelslag, muisjes, suiker, schepte de kruidenier in een bruine puntzak waar een pond in kon. Koffie, was destijds steeds in karton verpakt; thee in papier. De kruidenier had wel snoep in voorraad maar niet in zulke grote hoeveelheden als de waterstoker. Snoep ging per stuk, per drie of per vijf. Niks geen zakje of papiertje d’r omheen maar hupsa, zo in het handje: die trekdrop, duimdrop, toverballen, zuurballen, zoethout, salmiakdrop, schuine drop, laurierdrop, roomknotsen, zuurstokken, stroopsoldaatjes,  lolly’s, toffees, winegums, lolly’s, schuimpies.
Die waterstoker dus, ik heb hem nog net meegemaakt in de zestiger jaren is die uitgestorven. Ze verkochten onder andere warm water. Mijn moede heeft  daar nooit warm water gekocht. Ze maakte het zelf. Grote pannen op het gas voor ons badje, in het zinken teiltje. De waterstoker verkocht ook kolen. Papieren zakjes kolen. Eierkolen en antraciet. Die moest ik van me moeder kopen als het kolenhok bijna leeg was. Als m’n moeder geld had, moest ik bij de kolenboer(Kitje Kool op het Marconiplein) nieuwe voorraad bestellen, bijvoorbeeld 3 mud antraciet, dat is 300 liter. Een paar dagen later sjouwden dan de knechten van de kolenboer, de zakken kolen, op hun rug naar onze zolder. Ze stortten de zakken in ons kolenhok leeg. Heel zwaar werk was dat voor die mensen. Heel ongezond  werk ook; hun gezichten waren helemaal zwart van het kolengruis. Die lege kolenzakken namen ze weer mee naar hun baas. Dus dat was een heel eco manier van verpakken; alleen die kolen waren weer niet zo eco.

Tegenwoordig is vrijwel alle brood in plastic zakken verpakt. In mijn jeugd kwam de bakker dagelijks aan de deur. Hij verkocht wit brood, bruin brood en tijger brood. Ik betaalde de bakker en hij schoof de gekochte broden onverpakt in de tas, die ik bij me had. Dat moet nu toch ook  kunnen? Schoon tasje mee naar de bakker en hup de onverpakte broodjes er in, want het onverteerbare plastic berokkent wel erg veel schade aan de natuur.

Lees o.a. ook op de volgende link


http://www.duurzaamnieuws.nl/milieuschade-plastic-kost-jaarlijks-75-miljard-dollar/

woensdag 21 januari 2015

ROLLING STONES

Naar de band Clannad(cd: the fishing blues) luister ik nu. Heel ontspannen Ierse  klanken en zang. Ik zit niet zo lekker in m’n vel en juist die muziek helpt me een beetje ontspannen,  rustiger adem halen en neemt wat van mijn hoofdpijn weg. Wierookgeur (cederhout) past ook heel goed bij deze muziek en helemaal geweldig is het om bij deze muziek in de armen van je geliefde te liggen en je te laten verwennen.

In 1963 denderde de popmuziek mijn leven binnen. Ik werd popbewust. De Beatles waren de eerste nummer één op de hitlijsten. Zij waren dè sensatie, niet alleen in Engeland maar wereldwijd. Muziekkenners verketterden de simpele, schreeuwerige muziek van de Beatles, de Liverpoolse popband. Zo slecht was het nou ook weer niet.
Maar ik vond een andere popgroep toch beter. Om en om stonden ze boven aan de hitlijsten. Deze band werd door de muziekprofessoren nog harder neergesabeld dan de Beatles; de naam van mijn favourite band: The Rolling Stones. Behalve de ‘orenteisterende’ muziek, verfoeiden de critici de vieze lange haren en het achterbuurt-uiterlijk van de bandleden.
Op de school waar ik als dertienjarige zat, heerste een grote rivaliteit tussen de Beatles en Stones fans. Niet dat er gevochten werd ofzo. Absoluut niet. Nee, de verschillende teksten werden beoordeeld, de dansbaarheid van de nummers, het opzwepende karakter van de muziek. Heel vredig allemaal. Het is nooit onderzocht maar als ik me niet vergis was destijds de uitslag Beatles – Stones:  fifty – fifty, op àlle scholen.
Nóóit heb ik een LP of CD van de Beatles gekocht. Hoewel ik wel geaarzeld heb bij het uitkomen van Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band , omdat dat album volgens iedereen ‘helemaal geen Beatlesplaat was’. Ik heb de verleiding kunnen weerstaan.
Mijn eerste Stones-LP was getiteld ‘The Rolling Stones’ uit 1964 met nummers als ‘Route 66’, ‘Tell me’, ‘Little by little’ en ‘Walking the dog’. Ook heb ik in 1964 de Stones-single: ‘It’s all over now’ gekocht, wereldwijd een megahit. Nog steeds, als ik het intro van dat nummer hoor, word ik een beetje gek en moet ik wild dansen of het nou wel of niet mogelijk is.
Mick Jagger is voor mij het boegbeeld van de Stones. Als Mick wegvalt is het over en uit met de Stones. Samen met Keith Richards zorgt hij voor tekst en muziek. Met zijn virtuoze stemgebruik en zijn wervelende podiumact maakt Mick Jagger een unieke belevenis van vrijwel elke life show.
Een schok ging door de popwereld toen bekend werd, in 1969, dat gitarist Brian Jones in zijn eigen zwembad verdronken was. Hij was de oprichter van de Rolling Stones en naar men zegt de creatiefste musicus van de groep.
Op 5 juni 1982 (Going to a GoGo)en 21 mei 1990 (Urban Jungle Tour) ben ik naar de Stones-concerten geweest in de Kuip.  Grandioos beide concerten.
Ik heb, jarenlang,  bijna routinematig, alles verzameld van de Stones wat op de Nederlandse markt uitkwam en ik heb er heel wat uurtjes Stones-luisteren opzitten. Mijn favoriete albums zijn Black and Blue (1976) en Stripped (1995).


De laatste jaren luister ik niet alleen maar naar de Stones. Zoals ik hierboven al schreef:  ik luister graag naar Ierse volksmuziek zoals Clannad en ook Loreena McKennit. De singersongwriter John Mayor vind ik grote klasse. De allerbeste vind ik Amy Whinehouse. Helaas is zij  in 2011 op 27 jarige leeftijd overleden.

dinsdag 20 januari 2015

OVERWINTEREN

Overwinteren, ik weet niet of dat iets voor mij is. Gewoon in Nederland overwinteren, ja, dat doe ik al mijn hele leven lang. Nee, ik bedoel overwinteren in een ander land. Dan denk ik vooral aan een lekker warm land. Bijvoorbeeld Portugal, Spanje, Griekenland of Italië. Ik ben ‘al’ twee keer in Portugal geweest, op zich lijkt me dat een leuk land om te overwinteren. Die twee keer dat ik er geweest ben, was het heerlijk weer, Het was toen wel zomer. Als ik besluit er in de winter heen te gaan moet ik wel eerst even weten wat voor temperatuur het daar is.  De Algarve vond ik niks aan, toen ik er in de zomer van 1977 was: veel kale rotsen en nauwelijks groen maar wel heel veel aardige mensen. Midden en Noord Portugal vond ik aangenaam. Spannende landschappen, verrassende dorpen en heel bijzondere bouwwerken.

De gemiddelde wintertemperatuur in Midden Portugal is zestien graden. Midden Portugal is de dichtst bevolkte streek van het land met de grote steden Lissabon en Porto.
Wat ik me nu opeens afvraag is of het mogelijk is om in Midden Portugal in de winter, bij een temperatuur van 16 graden in de korte broek rond te lopen en … is dat dan ook mógelijk in de twee grote steden? Zelf vind ik het in Nederland al gauw te koud voor een korte broek. Bovendien word je dan toch wel een beetje aangekeken of je niet helemaal spoort. Hoe zal dat zijn in een zwaar katholiek land als Portugal. Ik heb horen zeggen dat heel aardige Rooms Katholieke geestelijken (in burger) in de grote steden rondlopen om toeristen te waarschuwen hun benen, borsten en armen te bedekken. Zelfs in de winter. Zelfs bij zestien graden Celsius. Als toeristen waarschuwingen negeren, kunnen die geestelijken in burger de Nationale Garde per portofoon inschakelen. De Garde zet de onwillige toeristen vast in de Kathedraal van het Eeuwige Bloed. Het is daar zo koud dat de toeristen spontaan hun ledematen en dergelijke gaan bedekken. Trouwens,  het betreft voornamelijk Nederlandse toeristen, die te schaars gekleed zijn.

Een driemaands verblijf in Portugal, kost ‘s winters, inclusief vliegreis zestienhonderd euro. In de reisgidsen ontbreekt informatie ver de ‘overwinteringstax’.Met ingang van 2015 voert de Portugese overheid die tax in. Dit houdt in dat elke toerist zijn hele vakantie in Portugal een stappenteller moet dragen. De stappenteller is een soort enkelband.  Als de toerist voet op Portugese bodem zet,  wordt de teller door een douanier vastgezet om de enkel van de toerist. Aan het eind van de vakantie staat voor het verblijf van de toerist een autobusje met een heel aardige ambtenaar, die de stappenteller verwijdert en aan wie de tax betaald kan worden. Het tarief van deze belasting is bepaald op 3,75 euro per stap. Dat kan dus letterlijk aardig oplopen.



Awel, dat vind ik wel  zeer van de zotte van die aardige Portugezen. Mij zien jullie daar niet. Ik overwinter lekker  in Rotterdam. Het is nu onbewolkt; twee graden Celsius en het is droog.  

maandag 19 januari 2015

MATCHFIXING

Matchfixing was wel hèt onderwerp van het weekend. Als ik het goed begrepen heb probeert een goksyndicaat, van te voren de uitslag van een voetbalwedstrijd te bepalen. Hoe gaat dat dan? Twee of drie spelers van het team dat moet verliezen krijgen veel geld aangeboden. Die spelers moeten dan niet al te opzichtige fouten maken, waardoor de tegenstander doelpunten kan maken. Stel: het goksyndicaat wil voor de wedstrijd Ajax – Willem II een uitslag van minstens 3 – 0. Het doel van het goksyndicaat is enorm veel geld binnen halen.  Over de hele wereld kunnen miljoenen mensen gokken op  die wedstrijd. Alleen het goksyndicaat (en de omgekochte voetballers)  weten bijna zeker dat uitslag 3 – 0 gaat worden. Van de, stel 3 miljoen gokkers op die wedstrijd, hebben er misschien een half miljoen goed gegokt. Aan hen moet uitbetaald worden. Stel één miljoen. Er blijft dan nog twee miljoen over. Van die twee miljoen (dollars, euro’s?) moeten ook de corrupte voetballers nog worden betaald. Die krijgen elk 100.000,= euro; ze zijn met zijn drieën dus 300.000,= in totaal. De winst voor het goksydicaat is 2.000.000 –  300.000 = 1.700.000,= euro. Kassa!

Ik volg hierna een foute speler. Hij is de rechtsback van het team en hij weet vanaf het begin ik ga  een paar foutjes maken. Uit een of meerdere van die foutjes moet gescoord gaan worden. Daar zit hij dan in de kleedkamer naast zijn teamgenoten. Hij luistert naar de peptalk van zijn coach. Hij staat op van zijn plekkie in de kleedkamer om naar het veld te gaan. In de kleedkamer geeft hij zijn teamgenoten nog een high-five ‘we gaan er tegenaan jongens, come on’. Te midden van zijn teamgenoten loopt hij, in de rij, het veld op. Het stadion is uitverkocht. Straks zal hij voor zijn eigen enthousiaste publiek, zo onopvallend mogelijk een paar foutjes maken. De toss is door zijn aanvoerder gewonnen, de tegenstander mag straks aftrappen.
Hij vormt eerst nog met zijn team een cirkel, armen over de schouders, hoofden gericht op de grasmat; zo doen ze (3x)de yell: ‘We gaan er voor!’  Maar hij niet, althans, hij doet die yell wel maar hij gaat er niet voor. Want ook al verliezen ze, hem wacht een lekkere pot met geld.
Hij kan uit verschillende foutjes kiezen. De minst opzichtige is: aan de verkeerde kant dekken. Verdere mogelijkheden zijn de verkeerde richting op koppen; de bal van de voet laten springen, te kort terugspelen op de keeper, foutieve pass naar verdediger, te laat stappen voor de buitenspelval, rood krijgen of twee keer geel, hands of een gore overtreding maken in het strafschopgebied en er zijn er nog wel meer..
Stel: ze moeten met drie nul verliezen. Geen probleem. De eerste goal valt na een foutje van zijn matchfixmaatje (de linksback). Hij laat zich poorten door zijn directe tegenstander. Die geeft voor en de spits kopt de bal binnen.
De tweede goal komt door een ‘fout’ van hemzelf. Hij geeft een heel slechte pass ‘over de hele’. De midmid van de tegenstander onderschept de bal en stoomt op richting  doel. Hij haalt uit en de bal verdwijnt in de kruising.
De derde goal was een penalty. Hij probeerde zo onopvallend mogelijk hands te maken binnen de zestien. De scheids zag het (en dat was natuurlijk ook zijn bedoeling).
Drie nul verloren; het doel was bereikt.
In de kleedkamer krijgt hij er flink van langs: die handsbal was totaal overbodig en die pass over de hele, dat is iets voor onze spelbepaler niet voor hem. Zogenaamd schuldbewust hoort hij de verwijten van zijn teamgenoten aan. In gedachten steekt hij zijn middelvinger naar ze op. Over een paar dagen wordt er immers op zijn bankrekening een ton bijgeschreven.

Noot:

De voetballer uit het verhaaltje hierboven verdient heel goed.
Ik vraag  me af of weinig tot slecht verdienende voetballers makkelijker voor de verleiding van matchfixing zullen zwichten dan veel verdieners.
Ik twijfel. Voor slecht verdienende voetballers is het wel heel verleidelijk om even snel een ton te verdienen. Misschien moet hun salaris verhoogd worden.
Wat te denken van de driedubbeldik betaalde topvoetballers. Er zijn er bij die tijdens hun carrière verslaafd raken aan geldverslindende hobby’s als drugs, gokken, vrouwen of auto’s en daarom via matchfixing toch nog bij moeten schnabbelen.



   


zondag 18 januari 2015

MISKOOP

Miskopen, als ik er aan denk krijg ik het benauwd. Soms hoef ik er niet eens aan te denken. Ik hoef alleen maar rond te kijken in mijn slaapkamer. Want daar zie ik mijn zonnebank al staan. Koopprijs 1.199 euro. Het zweet breekt me uit. Wat vreselijk zonde van het geld was dat eigenlijk. Ik heb hem nu 10 jaar. De eerste twee jaar heb ik hem intensief gebruikt. Dat wel. Misschien wel een beetje te intensief. Ik zag er wel goed uit. Zo bruin.  Zelfs mijn normaal zo witte harige benen waren mooi bruin geworden … ja, ze waren nog wel steeds harig. Ik was hier en daar wel een beetje  te veel verbrand.  Mijn billen bijvoorbeeld hebben er erg onder geleden. Ik had er even geen erg in gehad dat billen, althans mijn billen nooit lang in de zon hadden gelegen.
 Ook met mijn kale kop heb ik te lang onder de zonnebank gelegen. Tot op de dag van vandaag heb ik daar last van. Ik mag nu niet meer in de zon met mijn hoofd. Als ik het toch doe dan krijg ik een pijnlijke huid die snel gaat jeuken en schilferen. Nooit meer met mijn kop  in de zon dus en altijd een petje op ofzo en ’s ochtends en ’s avonds  het hoofd goed (vet) insmeren … bluhhh.  
Mijn zonnebank is ook te gebruiken als infraroodhemel, om lekker onder te ontspannen. Dat heb ik alles bij elkaar misschien tien keer gedaan in tien jaar. Dus ik kan wel zeggen dat het ding 7 jaar lang werkeloos in mijn slaapkamer staat. En al zeven jaar lang heb ik het plan om weer eens lekker te gaan liggen relaxen onder dag ding  maar toch is dat er tot nu toe niet van gekomen.

Zo heb ik ook een paar miskoopcolberts in de kast hangen, die ik gekocht heb bij Cheap Fashion: een zwart, geel, blauwzwart gestreept en een rose colbertje. Ja, toen ik ze, ieder afzonderlijk kocht, stelde ik me voor hoe ik er uit zou zien, hoe ik me zou bewegen met zo’n jasje aan, bijvoorbeeld op een gezellig avondje of met swingen enzo. Want voor mij was alleen in de paspiegel kijken niet voldoende. Elk jasje kostte me 15 euro. Cheap Fashion weet wel te rekenen. Dat rose en gele jasje zijn nooit mijn kast uit geweest. Ik zag me er in mijn fantasie zo lekker mee swingen maar ik verzin bij elke gelegenheid weer andere smoes om ze niet aan te trekken. Die zwarte en blauwzwart  gestreepte heb ik wel eens aangedaan maar waar ik bij de aankoop geen erg in had was dat ze allebei een maatje te klein waren. Dat merkte ik de eerste keer dat ik ze aanhad. Stom.

De aankoop van de Simca, in 1973, voor vijftienhonderd gulden, was een rib uit mijn lijf. Mijn eerste auto! Met mijn neef Paul, de automonteur van de familie, ging ik naar een groot Rotterdams autoverkoopbedrijf. Paul kende daar iemand, die hem nooit zou belazeren.  Het werd dus de Simca, Paul ging voor de vorm nog even onder die kar liggen. ‘Kopen,’ zei Paul.

Binnen het half jaar: lekke remleidingen, kapotte v-snaar, versleten remnaaf,verrotte koppelingsplaten. Een supermiskoop. Binnen nog geen jaar en nog eens vijftienhonderd gulden aan reparatiekosten verder, verkocht ik die auto. Ik kreeg er niet meer dan 100 gulden voor. 

zaterdag 17 januari 2015

POPPENDOKTER

Via internet heb ik het kado voor mijn jarige kleinzoon gekocht. Hij is één jaar geworden. Ik zat achter mijn pc, tikte op Google ‘Wheelybug Tiger’ in, want dat leek zijn ouders een goed kado. (lees maar op internet wat een wheelybug tiger is) Ik kreeg een stuk of tien verkoopadressen. Nu alleen nog de zaak kiezen met de laagste prijs en verzendkosten. Hup, in het winkelwagentje. NAW gegevens intikken. Betalen via Ideal en je bank en tenslotte de levering van het kado afwachten. Gaat meestal snel. De volgende dag al. Meestal wordt nog precies het uur van de levering aangegeven.  Het kado voor mijn kleinzoon werd keurig op tijd afgeleverd. Makkelijk, zo een kadootje kopen maar je moet er wel een pc voor hebben natuurlijk. Anders ben je aangewezen op een reisje naar het stadscentrum want in 9 van de 10 stadsbuurten zijn er geen speelgoedwinkels meer. In de stadscentra zijn winkels als Toys, Intertoy en Bart Smit. Af en toe zitten dat soort zaken ook in de winkelstraat van een woonbuurt.

Ik moest even denken aan de tijd dat ik een kleine jongen was. In de vijftiger jaren van de vorige eeuw. In Spangen woonde ik toen. Ik weet me niet alles te herinneren van die tijd maar uit de verhalen van mijn moeder weet ik, dat er in die tijd in Spangen twee speelgoedzaken waren: de Poppendokter en ’t Hart.
De Poppendokter zat in de Betje Wolffstraat en ’t Hart op de Schiedamseweg. Die laatste zaak was wat groter, had meer speelgoed in voorraad en was ook wat moderner, overzichtelijker, netter. De Poppendokter was een beetje een rommelzaakje. Die zaak heette de Poppendokter omdat de eigenaar speelgoed repareerde. Zijn specialiteit was poppen opknappen. Mijn moeder hield niet van die winkel, dus als het enigszins kon ging ze naar ’t Hart. De Poppendokter was een man, met een voor een man iets te hoog stemmetje en bovendien hing er een scherpe pislucht in die winkel alsof de dokter gewoon was om achter de toonbank te zeiken.
Nog goed weet ik me te herinneren dat een van mijn zussen een pop had, die aangekleed was als non, als een rooms katholieke kloosterling dus. Die pop was eens beschadigd geraakt aan het gezicht; er was een gat in d'r wang geslagen. Diep treurig was mijn zus, wat ze hield intens van die pop, het was, met recht, haar lievelingspop.
Een zus van onze moeder, een tante van ons dus, tante Ludy, was non. In een Brabants klooster. Die pop was precies zo gekleed als onze tante. Daarom was mijn zus waarschijnlijk zo gehecht aan die pop. Mijn moeder bracht hem, stiekem, naar de poppendokter. Nu moest ze wel naar die Poppendokter, ’t  Hart repareerde geen poppen, ze keken wel link uit. Stiekem bracht ze de pop weg, want ze wilde mijn zus verrassen. Ze wilde de kapotte wang laten maken en dan de pop  weer kado doen aan mijn zus op haar verjaardag op 26 mei.
Toen mijn zusje vroeg waar haar zusterspop was, zei mijn moeder, dat ze haar had weggegooid omdat ze zo’n lelijke wang had en dat het toch nooit vanzelf over zou gaan. Tegelijk met dat ze dat zei, gaf mijn moeder een knipoogje naar mij. Dat vond ik wel leuk.
Het is allemaal precies zo gegaan als mijn moeder het had bedacht. Wat was mijn zusje blij. Ze moest er zelfs een beetje van huilen, want ze dacht echt dat ze haar lievelingspop nooit meer zou zien. (Had mijn moeder haar even tuk gehad!) Mijn moeder en ook mijn zusje vonden dat de poppendokter het wangetje mooi gemaakt had. Ik vond het foeilelijk. Het wanggat was gestopt zoals mijn moeder een gat in een rode wollen sok zou stoppen. Haar ene wang was nu knalrood en haar andere rose. Voor mij was de poppendokter een klungelaar. Maar goed, het was mijn pop niet.

Ik vraag me trouwens af of ik nu nog ergens terecht zou kunnen voor de reparatie van een pop met een kapotte wang.  Zoeken op internet maar, hè?

vrijdag 16 januari 2015

PROSTITUTIE (2)

Dertig jaar later had ik een geheel andere ervaring met prostitutie. Ik lag in het ziekenhuis. Frits (55) lag naast me. Ik (50) had mijn linkerbeen op twee plaatsen gebroken, Frits zijn rechterbeen. Frits was een gezellige man, zo iemand die in elk gesprekje wel een leuke mop of een grappige anekdote wist te vertellen. Al een paar jaar was hij gescheiden, dat kwam, omdat hij een paar keer te veel vreemd gegaan was. Hij was een echte charmeur. Elke aantrekkelijke zuster of vrouwelijke arts klampte hij aan en maakte hij een gezellig praatje. Steevast volgde na zo’n gesprek de opmerking: ‘Nou, met haar zou ik ’s ochtends graag een beschuitje willen eten.’
 Ook met mijn vrouw probeerde hij tijdens het bezoekuur goede maatjes te worden en dat lukte hem nog aardig ook, tot het moment dat hij ‘per ongeluk expres’ aan haar kont zat. Ze had zich net even omgedraaid en ze draaide meteen weer terug om Frits een flinke klap voor z’n kop.
‘Au,’ zei Frits,’die was raak. Van zulke vrouwen houd ik nou. Die geven je meteen duidelijkheid.’
‘Ja, sorry hoor, Frits,’ zei mijn vrouw, ‘maar de enige die aan me reet mag komen is hij daar.’ Ze wees naar mij.

Enige tijd later, Frits en ik waren allebei weer wat aan de beterende hand, zei Frits dat ik een ‘pittig wijf’ had. Hij vroeg hoe ze in bed was.
‘Gewoon’, zei ik, ‘tja, kan altijd beter.’
‘Hebbie niet eens zin om samen met mij naar een sexclub te gaan?’vroeg Frits. Ik voelde er niet zo veel voor. Mijn enige contact ooit met een hoer was op een groot fiasco uitgelopen. Dat was absoluut niet voor herhaling vatbaar.
‘Nee, Frits, met hoeren heb ik slechte ervaringen en bovendien, al zou ik willen, ik heb er domweg de poen niet voor.’
Toen zei Frits, dat het mij niks hoefde te kosten, hij tracteert me op een avondje sexclub. Ik vroeg me af waar ik dat aan verdiend zou hebben. Later bedenk ik me dat Frits waarschijnlijk een maatje nodig heeft om naar de sexclub te gaan; alléén gaan wil hij niet of durft hij niet. Ik zeg hem dat ik er nog even over na moet denken.
Ik heb er best wel zin in om met Frits mee te gaan maar als ik hem alles laat betalen voel ik me weer zo’n klaploper. Als ik Frits voorstel dat ik de drankjes voor mijn rekening neem, schiet hij in de lach:
‘Die drankjes zijn in zo’n club onbetaalbaar, man. Je betaalt vijftien euro voor een pilsje, een colaatje en twee tientjes voor een wijntje.  Nee’, zei Frits  ’ik ga jou trakteren.’  Okee, we gaan het doen..
En op de eerste vrijdagavond na ontslag uit het ziekenhuis, reden Frits en ik naar Dordrecht, naar Club de Paris. Het was er niet druk. We dronken eerst  een pilsje en een colaatje. De ‘serveersters’ waren heel vriendelijk en sexy gekleed. Frits en ik konden ieder een serveerster uitzoeken. Die kwamen aan ons tafeltje zitten. De dames dronken de allerduurste cocktails, die in de club te koop waren. Daarna gingen ze met ons naar hun kamertjes. Mijn serveerster was een jonge, vriendelijke goedlachse Russische. Ze kleedde mij ontspannen uit. Daarna zichzelf. Het was  fijn dat half uurtje met haar samen te zijn.
 Ik heb het Frits niet gevraagd wat het hem heeft gekost; hij heeft het me ook nooit gezegd. Voor mij was het in ieder geval onbetaalbaar goed.


donderdag 15 januari 2015

PROSTITUTIE

Gedwongen prostitutie is het onderwerp van een documentaire serie die de EO op de dinsdagavonden in januari 2015 uitzendt. (Er komen nog twee delen). Een op de tien prostituees blijkt onder dwang te moeten werken.
In de documentaire vertelt de (onherkenbaar gemaakte) ervaren pooier Boy hoe hij een vrouw achter de ramen krijgt:
‘Met klappen! Dat hoort. Om te laten zien wie de baas is. Eens in de zoveel tijd moet dat, je kunt het vergelijken met een hond. Die moet je ook alles leren. En als een hond niet wil dan trap je of geef je een klap.  Hetzelfde geldt voor een vrouw.’Een behoorlijk riskante zaak die gedwongen prostitutie.

Toen ik 18 jaar was had ik een krantenwijk, jawel! Negentig procent van het geld dat ik met dat werk verdiende, gaf ik aan mijn moeder. Mijn vader verdiende veel te weinig om 12 personen te kunnen onderhouden. Dat kleine beetje geld van mij hielp. Maar dat was het niet alleen, want die tien procent die overbleef ging in een enveloppe in mijn bureautje en na tien weken zat er vijftig gulden in. Voldoende om eens naar Katendrecht, naar de hoeren te gaan!  Ik zocht een ranke, rijpe roodharige hoer van ongeveer 30 jaar uit en vroeg haar zo stoer mogelijk:
’Hoeveel?’
‘Vijfentwintig,’ zei ze, waarop ik knikte. Ze wenkte me naar binnen en vroeg meteen nadat ze deur achter me had gesloten om mijn geld. Ze had op vier hoog een piepklein kamertje, waar net een twijfelaar kon staan. We moesten veel steile trappen op om daar te komen. Ik voelde of die twee briefjes van tien en dat briefje van vijf nog in mijn kontzak zitten.
Ik was knap nerveus. Zij was zich al aan het uitkleden.
‘Allé’, zei ze, ‘waar wacht je nog op, jongen, kleed je uit.’ Ik was nog bezig met mijn onderbroek en mijn sokken uit te trekken, terwijl zij al in haar beha en haar slipje op bed lag. Ze trok me naar zich toe op bed en probeerde mijn angstig kleine plassen hard te maken. ‘
‘Het gaat zo niet,’ zei ik tegen haar,’het gaat misschien als je je helemaal uitkleedt.’
‘Okee,’ zei ze, ‘heb je nog meer geld bij je dan? Want daar hangt wel een prijskaartje aan.’
In m’n blootje pak ik mijn broek, en vis die andere vijfentwintig gulden uit mijn kontzak.
‘Geef maar hier!’ Ze is allesbehalve aardig.  Toen ze die andere vijfentwintig gulden uit mijn handen had gegrist, deed ze d’r beha en d’r slip uit en trok mij op haar lijf.
‘Niet zoenen op mijn mond!’, zegt ze meteen als een boze schooljuf … ik was niet eens op het idee gekomen.  
Met mijn slappe lul kon ik helemaal niks uitrichten. Zuchtend en steunend probeerde ze mijn slappe, stijf te masseren … tevergeefs. Ze had er duidelijk geen trek in.
‘We stoppen ermee, hoor, want dit gaat niet lukken. Volgende keer beter,’zei ze en ze was alweer zowat aangekleed … ze stond alweer zowat buiten voor de deur, nieuw klantjes te verleiden.

Zou deze vrouw destijds rond 1965 gedwongen in de prostitutie hebben gezeten? Moeilijk te zeggen. Haar lichaam was ongehavend. Maar …als je dat werk doet uit eigen keuze, moet je er toch een klein beetje lol in hebben. Dat had zij duidelijk niet.

Dat zal wel aan mij gelegen hebben, denk ik …... 

woensdag 14 januari 2015

WHEELYBUG TIGER

Dit overzicht is niet beschikbaar. Klik hier om de post te bekijken.

dinsdag 13 januari 2015

ACHTERUIT

Bijna acht jaar woon ik nu in het Rottekwartier en ik moet helaas zeggen: het gaat hier flink achteruit. En dat heeft he-le-maal niks te maken met het toenemende aantal allochtonen. Allochtoon of autochtoon dat maakt me geen reet uit. Als mensen maar een beetje normaal doen. Een beetje sociaal zijn. Een beetje rekening houden met een ander. Dan vind ik het prima. Maar de laatste paar jaar verhuurt huisbaas Havensteder vrijwel elke lege woning aan psychiatrische patiënten of andere probleemgevallen. Van de meeste psychiatrisch patiënten heb je geen centje last. Maar van sommigen wèl. En áls je last van ze hebt: hou je dan maar vast!

Henry is een junk, dat zie je op tien meter afstand aan zijn ingevallen doodskop. Heroïne en wiet verkoopt hij, jat alles wat los en vast zit met een voorkeur voor fietsen en damestasjes. Hij gaat daarvoor niet persé de buurt uit, dus niks en niemand is hier veilig. Als je hem wat ziet jatten en je zegt er wat van, waarschuwt hij je met z’n grote bek, om niet naar de politie te gaan ‘want hij weet je te vinden’.

Cindy heeft een prachtig benedenhuis toegewezen gekregen. Sinds ze hier zit veroorzaakt ze niets dan ellende. Ze is zwaar verslaafd aan van alles, van coke, heroïne, wiet tot alcohol. Ze weet soms van voren niet dat ze van achteren leeft. In de afgelopen zomer is ze zowel overdag als ’s nachts een paar keer, alleen gekleed in een slipje en een beha door de politie van straat geplukt.
Verder verkeert ze in de waan dat het halletje van haar portiek een vuilnisbelt is. Ze kiepert haar vuilnisbakzakken daar leeg. Alle denkbare soorten troep ligt daar op die portiekvloer. Ook een heel regiment gebruikte maandverbandjes. De huisbaas heeft al verschillende keren een schoonmaakbedrijf langs gestuurd om de boel te reinigen. Er wonen zes gezinnen in dat portiek. Die moeten door Cindy’s teringzooi heen banjeren.
Dan is er ook nog Cindy’s broer: een altijd boze junk. Een onversneden lul die voor Cindy’s raam gaat staan schreeuwen. Ook midden in de nacht. Ze moet met geld over de brug komen voor zijn verslaving. Als ze niet snel genoeg opendoet pakt hij een steen en gooit een ruit in. De glaszetter heeft daar gisteren weer eens een nieuwe ruit geplaatst. Uitgerekend dezelfde dag kwam ‘boze broer’ weer langs en kinkelde de splinternieuwe ruit weer in.
‘Hupsakee’ zei de huisbaas en gooide de premie voor de glasverzekering voor alle huurders  gelijk maar omhoog.


Dan is daar nog Iwan. Op zich een vriendelijke man. Doet geen vlieg kwaad. Hij doet alleen raar. Irritant raar. Als hij op stap gaat belt hij bij mij aan. Hij zegt dat hij er vandoor gaat. Meestal vertelt hij ook wat hij gaat doen. Een rondje door de wijk lopen. Poolen. Naar de kroeg of naar de hoeren. Hij komt ook altijd melden dat hij weer terug is. Ik heb hem al een paar keer gezegd dat ik daar echt niet op zit te wachten. Maar dat gaat bij hem het ene oor in en het andere oor uit.
Na de kerstdagen heeft Iwan vijftien afgedankte kerstbomen verzameld. Zonder kluit. Vervolgens heeft hij tegen elke boom op ons binnenterrein een kerstboom gezet. Zodat daar volgend jaar kerst weer vijftien nieuwe kerstbomen zullen staan??????? Deze actie voerde hij uit vòòr dat het ging stormen. De wind heeft de kerstbomen kriskras over het binnenterrein gezwiept. Het is echt een zooitje nu. Van opruimen heeft Iwan nooit gehoord.


Kort na Nieuwjaar is buurvrouw Aal  overleden. Ik bid God op mijn blote knieën dat Aals huisje voor de verandering eens toegewezen wordt aan een redelijk normale, enigszins sociale huurder, die ook rekening kan en wil houden met anderen.

maandag 12 januari 2015

KADOOTJE

Buurvrouw Sjaan is 25 december jarig geweest. Zij heeft alleen nog een kadootje tegoed van mijn vrouw, die goed bevriend is met haar. Sjaan is in haar nopjes met het kado-idee om eens naar de bioscoop gaan. Ze hebben de film Nebraska uitgekozen en ik mag ook mee. We gaan om één uur van huis zodat we om half twee bij Cinerama zijn. Het is maar een klein rot stukkie maar wij slagen er in elkaar kwijt te raken. 
Sjaan en ik stonden om tien voor half twee bij Cinerama. Mijn vrouw is in geen velden of wegen te bekennen … ook om half twee nog niet. Sjaan en ik zijn allebei zo stom geweest om ons mobieltje thuis te laten, zodat we onbereikbaar zijn voor mijn vrouw.
Het lijkt ons het beste, terug naar huis te gaan om te kijken waar mijn vrouw uithangt. Wat blijkt: zij is naar bioscoop Pathé gegaan! Dààr speelt dus de film Nebraska en niet in Cinerama, zoals ze ons gezegd had. … lekker handig.
Inmiddels staat ze bij bioscoop Cinerama om te kijken of wij daar misschien ook zijn …… maar Sjaan en ik zijn nu dus bij mij thuis.
Nu ze daar toch is gaat mijn vrouw kijken of er een goede film draait in Cinerama. Sjaan en ik vertrouwen er op dat er wel wat zou zijn en fietsen weer in de richting van Cinerama. Mijn vrouw heeft inmiddels een film gevonden: ‘You’re not you’. Een samenvatting van het verhaal staat te lezen op een a-4-tje naast de filmaffiche in de vitrines van het filmtheater.

Het leventje van de beroemde pianiste Kate (Hilary Swank) stort in als ze ALS krijgt, een ongeneeslijke spierziekte.
Kate gaat op zoek naar een geschikte verzorgster en ontmoet de chaotische studente Bec. Die is onervaren maar moet iets te doen hebben. Het duo, de pianiste en de losbol, vormt een perfect team. Kate en Bec inspireren elkaar. Gebaseerd op de gelijknamige roman van Michelle Wildgen, in Nederland uitgebracht onder de titel Jij Bent Mij.

Dat lijkt ons wel wat, die film, alleen hij begint pas om drie uur terwijl het nu kwart over twee is. Die drie kwartier overbruggen blijkt geen enkel probleem met wijntjes, ‘n biertje (in zo’n Grolsch beugelflesje) en chocolaatjes.
We zitten in totaal met z’n vieren in filmzaal 7.  Extreem weinig bezoekers. De film draait misschien al lang of het heeft er mee te maken dat het maandagmiddag is. Het is een puike film; boeiend van begin tot eind.

Mooie opmerking van Kate tegen haar man Evan:
‘Toen je verliefd op me werd zag je mij niet maar ik vond het prima. Mijn niet mij is altijd je partner geweest. Dat wilde ik ook zo.’

Mijn vrouw is in een royale bui. Ze trakteert niet alleen op film maar ook nog eens op ‘uit eten’. ‘Kom maar mee’, zei ze na de film, ‘dan gaan we naar de Bazar op de Witte de Withstraat.’

Ik ben een beetje sceptisch over de Bazar, want ik heb van enkele mensen gehoord dat die zaak achteruit gaat. Maar niks daarvan! We hebben alle drie heerlijk gegeten. En mijn vrouw, die betaalde, vertelt me dat het met de prijs kwaliteit verhouding van de Bazar wel snor zit.

zondag 11 januari 2015

OOGWIT

Nico is kort na Nieuwjaar overleden. Hij is de vader van Niels (12) en de partner van Mieke, een vriendin van mijn vrouw. Zij zitten samen in een koor. Vanmiddag kunnen we van Nico afscheid nemen, en Mieke en Niels condoleren.  Zelf heb ik Nico nooit gekend, ik heb zijn naam wel vaak  gehoord. Mieke ken ik wel,  zeker vijftien jaar al, heel oppervlakkig, dat wel. Ze komt ééns in de drie maanden bij ons thuis om te zingen … we begroeten elkaar … vragen: ‘ hoe gaat het’ en dat was het dan wel.
Nico is maar 52 jaar geworden. Hij had kanker, ruim een half jaar. Op een dag, ergens in het voorjaar van 2014 zei een collega van hem:
‘Goh, Nico, je oogwit is helemaal geel.’ Hij gaat in de spiegel kijken en verdomd het is waar, zijn oogwit is hartstikke geel, ’t was hem niet eerder opgevallen. Via de dokter,  bloedonderzoeken en scans is het al snel duidelijk: hij heeft kanker, alvleesklierkanker.  Kwaadaardig.
Nico houdt een blog bij. Ik lees het niet, vind ik niet kies, ik heb hem nauwelijks gekend. Mijn vrouw leest zijn blog en ik vraag zo af en toe hoe het met hem gaat. In het begin heeft hij nog de hoop dat er wat te redden valt met bestralingen en chemokuren ….. en inderdaad, soms lijkt het te helpen, één twee dagen voelt Nico soms wat minder pijn; heeft hij weer wat meer energie. Maar na zulke goede dagen lijkt het of de ziekte dubbel zo hard terugslaat … vele uitzaaiingen. Van de pijn kan hij dan niet anders dan over de grond kruipen.  Nico krijgt morfine; die helpt hem de pijn te lijf te gaan. Tot twee januari, dan is het afgelopen. De ziekte heeft hem finaal gesloopt.

Vandaag is het afscheid nemen en condoleren.
‘Kom allemaal in het wit en neem maar liever geen bloemen mee,’ staat er op het overlijdensbericht. Als je toch wat wil geven stop dan geld Collectebus van de Daniel den Hoedkliniek bij de ingang van de kantine. Want deze bijeenkomst wordt gehouden in de kantine van een sporthal in Zoetermeer. Het is er stampvol. Ik schat dat er drie- á vierhonderd mensen zijn. Natuurlijk, bij het overlijden van jonge mensen, is het altijd druk bij het afscheid nemen. Maar zo druk? Nico was pas 52; hij stond nog midden in het leven. Hij was personeelsmanager en in zijn vrij tijd skileraar, zijn vrouw Mieke is directeur van een basisschool en vrijwilliger van de speeltuinvereniging, de 12 jarige zoon Niels, zit op de voetbalclub … al met al zijn er flink wat mensen die weet hebben gehad van de ziekte en het overlijden van Nico … logisch dus zoveel belangstelling.
Er staat een lange rij wachtenden om Mieke en haar zoon te condoleren.  Het wachten wordt veraangenaamd door lekkere rockmuziek. Op verschillende beamers worden foto’s vertoond van een super actieve Nico. Onverwachts zie ik opeens de witte doodskist naast me met de foto van Nico erop. Een vrolijk lachende, jeugdig ogende man. Ik zie hem nu pas voor het eerst. In een schaaltje vooraan de kist liggen zijn horloge, zijn trouwring en een armband. Ik krijg kippenvel over mijn hele lijf
De rij wachtenden slinkt sneller dan verwacht. Ik sta opeens voor Mieke.
 Voordat ik gecondoleerd kan zeggen, zegt ze:’Goed dat je ook gekomen bent.’
‘Voor jou!’ zeg ik. ‘Gecondoleerd.’
Ook Niels geef ik een hand. Hij kent mij niet maar mijn vrouw wel. Ik wijs dat wij bij elkaar horen. Hij lacht, hij snapt het.

Er wordt geen koffie met cake geserveerd maar er is een bar waar biertjes, wijntjes en nog veel meer besteld kan worden. Ik houd het op een biertje.

Nico wordt tot slot van de bijeenkomst in zijn witte kist naar de grote zwarte auto gedragen. Er zijn acht dragers; één van hen is Niels. Hij is heel verdrietig maar nu ook trots.


zaterdag 10 januari 2015

10 JANUARI

Mijn moeder zou vandaag, 10 januari, zesentachtig jaar geworden zijn.  Zou, ja ….. want ze is nu ruim 10 jaar geleden overleden. Ik denk hier even aan haar terug.

 Ik hield veel van haar en ik wist: zij hield ook minstens zoveel van mij. Dat voelde ikt gewoon. Ik ben ma’s oudste zoon, de oudste van tien kinderen. Bijna zeker weet ik, dat de andere negen kinderen, diezelfde liefdevolle uitstraling van haar hebben gevoeld.

Ik herinner me de eerste dag dat ik naar de kleuterschool ga. Met tranen in haar ogen knuffelt ma me en geeft me mee aan drie meisjes, die  me naar school moeten brengen. Ma heeft daar geen tijd voor.  Ik ben dan drie. Ik mag een jaartje eerder naar de kleuterschool omdat ma zwanger is en ze het ook heel druk heeft met nog es twee kinderen, waarvan één zwaar verstandelijk gehandicapt

We hebben het thuis niet zo breed maar hoe ma het voor elkaar krijgt weet ik nu nog niet: voor ieder jarig kind is er altijd  een kado. Ook van Sinterklaas weet ze altijd een leuk snoep- en kadootjesfeest te maken. Zelf staat ma volop te stralen als wij de presentjes uitpakken en de snoep opeten. Ma zingt Sinterklaasiedjes mee alsof ze er zelf ook nog echt in hem gelooft.

Ze laat altijd zo duidelijk, zo hartelijk, blijken hoe fijn ze het vindt als je weer thuis bent, weer bij haar in de buurt bent. Of je nou uit school, van je werk komt  of zo maar eens even langs wipt, dat maakt haar allemaal niet uit: fijn dat je d’r bent.  Ze maakt ondertussen het drankje klaar waarvan ze weet dat jij dat het lekkerst vindt. Met warme belangstelling vraagt ze hoe het met je gaat en ze luistert geboeid naar je.  Ook met problemen kan je bij haar terecht ….niet dat ze zo’n grote probleemoplosser is …. maar doordat ze reageert vanuit een optimistische, positieve, blijmoedige instelling geeft dat nieuwe energie om problemen, vaak met succes, te lijf te gaan.

Het is 1962. Ma is een mooie, niet zo grote, slanke vrouw met golvend kastanjebruin haar. Ik ben twaalf jaar als ik vol trots, gearmd met ma (op pumps) door de van Lennepstraat, naar de bushalte voor de bus naar Schiedam loop. Ma is dan drieëndertig …  ze lippenstift op heeft, zacht rood, staat haar mooi; een beetje verliefd ben ik op haar. Ze draagt een fraai zomers mantelpakje gekleurd in geel en groen. We gaan naar Schiedam om een kostuum voor mij te kopen voor mijn Plechtige Communie. Dat doen katholieke jongens van 12 jaar. Daarmee treedt ik definitief toe tot de katholieke kerk.
Bij kledingmagazijn Bervoets hebben ze alles voor mij. Alleen voor de schoenen moeten we nog even naar van Haaren.  Onbegrijpelijk, hoe ma,  ook nu weer, in staat is, toch tamelijk veel geld neer te tellen.
‘Is dit allemaal niet veel te duur ma?’vraag ik bezorgd.
Ze kijkt me zo lief, lachend aan, geeft me een zoen op m’n wang en zegt: ‘Welnee, jongen, maak je daar maar geen zorgen over. Ik wil dat je er heel mooi uit ziet op die belangrijke dag.’
Dan geeft ze me weer een arm. We gaan weer naar huis. Met een trotse blik in haar ogen zegt ze:’Je bent in dat kostuum echt al een grote, knappe vent, weet je dat?’

 Ja, daar is ma ook altijd goed in geweest: trots zijn op haar kinderen en ze een goed gevoel geven over zichzelf; trots zijn op zichzelf. 

donderdag 8 januari 2015

SAMEN

Zoals ik gisteren al schreef ben ik zeer ontdaan over de brute moordaanslag op de redacteuren van het kritische Franse blad: Charly Hebdo. Gisteren was ik van slag en ook vandaag nog kwam ik niet erg op gang. In een bijna depressieve waas deed ik een aantal dingen op de automatische piloot.
Zo postte ik In de stromende regen een brief bij de Volkstuinvereniging. Niet zomaar een brief, want met deze  brief zeg ik het lidmaatschap op van de Volkstuinvereniging. Zo zal na bijna vijftien jaar  een einde komen aan de volkstuinactiviteiten van mijn vrouw en mij. We hebben er heel veel werk verzet, veel tot stand gebracht en vooral erg veel plezier gehad.
Ons tuinhuis zal nu verkocht worden. De taxatiecommissie van de vereniging gaat de verkoopprijs van het huis vaststellen. Ik ben benieuwd op welke prijs het uitkomt én of er kopers zijn die de prijs willen ervoor willen betalen. In en rondom het huisje staat ook nog allerlei spul, dat door een nieuwe tuinder overgenomen kan worden: van een parasol, tot een zonnepaneel en een grasmaaier. Voor dat spul kunnen we zelf een prijs bepalen, wat nog niet wil zeggen dat we dat dan ook krijgen.
We hebben altijd een vijver in die tuin gehad; alleen is die vijver afgelopen jaar lek gegaan; met als gevolg een lege vijver en groot gat in de tuin dus. Misschien wil de nieuwe huurder van de tuin wel een vijver; de vraag is dan wie gaat de vijver repareren? Het kan natuurlijk net zo goed, dat de nieuwe tuinder het grote vijvergat met heel veel kuub aarde gevuld wil zien. Wie gaat dan met die aarde sjouwen? Mij lijkt het een mooi starterswerkje  voor een de nieuwe tuinder. Maar goed, ik wou maar zeggen: die brief is gepost.

Ik fiets naar de sportschool, zeiknat en nog steeds woedend op die lafbekken, die vergaderende mensen doodknallen en daardoor denken een plekje in de hemel te verdienen.
Knap waardeloos is dat om in een kletsnat regenpak in de gym aan te komen. Ergens in een van de jasjes onder de jas van het regenpak moet mijn toegangspasje zitten. Het pasje is nat geworden, de magneetstrip werkt pas als ik hem drooggemaakt heb met een servetje van achter de bar. In dat regenpak beweeg ik me als een soort astronaut. De broek en schoenen zijn loodzwaar van de nattigheid. Mijn stappen, de drie trappen naar boven, ogen zwaar en log. In de kleedkamer, op de derde ontdoe ik me van het regenpak. Het uitdoen van die regenbroek is altijd weer een ellende. Hoe vaak ik al niet omgevallen ben, als mijn schoen blijft steken in de broekspijp van m’n regenpak.  Die kutbroek moet gewoon met speels gemak over de schoenen uitgetrokken kunnen worden. Is dat nou zo vreselijk moeilijk, dames en heren regenpakkenfabrikanten??
Mijn sportkleren had ik al aan onder het regenpak. Wel jammer alleen dat ik nu  met een laag water in mijn schoenen moet gaan sporten. Alle natte spullen moeten in een kluisje gepropt worden Het kluisje moet afgesloten worden met behulp van een 50 eurocent muntje.
Door de gevolgen van een kleine medische ingreep aan mijn pink mogen mijn handen nog steeds niks met gewichten doen (behalve er vriendelijk over aaien natuurlijk). Met mijn benen kan en mag ik alles, dus ik doe beenoefeningen, cross country en fiets.
Een uurtje,  niet veel langer doe ik daar,te midden van zo’n twintig anderen maar wel in mijn uppie, mijn stinkende best.

Vanavond om 18.00 uur was op Plein 1940 een Herdenkings bijeenkomst voor de slachtoffers van de terroristische moordaanslag in Parijs. Het deed me ontzettend goed om te zien dat er zoveel mensen, ik denk een stuk of  3.000, naar Plein 1940  gekomen waren om hun afschuw te laten blijken over die aanslag. 

Er waren drie sprekers: de hoofdredacteur van het Algemeen Dagblad, een hoge politieman, en Burgemeester Aboutaleb. Hun woorden kwamen er op neer dat de Rotterdammers zich niet moeten laten verdelen maar gezamenlijk dit kwaad moeten veroordelen. 

woensdag 7 januari 2015

EEN ISLAMITISCHE PRESIDENT

Ik vond het eigenlijk best een fijne dag tot het moment, dat ik zo rond half vier op Teletekst las, dat een stel fundamentalistische moslim-klootzakken twaalf Fransen, journalisten, cartoonisten, hebben doodgeknald.  Ze kwamen wraak nemen uit naam van Allah.  Al die slachtoffers werkten bij een kritisch tijdschrift, dat onder andere pittige kritiek leverde op moslims en  satirische spotprenten plaatsten, onder andere over Allah en over moslims. Wat een tuig!  Ongetwijfeld zal IS opdracht hebben gegeven voor deze moordaanslag. Gelukkig is wel dat er behalve de beestachtige moordenaars van IS nog zoveel leuke, warme, hartelijke en sociale moslims op de wereld rondlopen. Die hebben we in deze tijden hard nodig. Ik hoop dat ze nu hun stem zullen verheffen tegen de misselijk makende wandaden van IS. Ik doe met ze mee.

Alles wat ik verder te melden heb valt in het niet bij het bovenstaande, dat dan nog staat te gebeuren.  Het is tien uur ’s morgens. Een dag zonder afspraken dus doe ik alles op mijn elf en dertigs, langzaamaan dus. Ik maak mijn ontbijtje klaar en daarover kan ik zeggen dat het alweer een paar weken niet zo lekker is als anders. Dat komt omdat ik mijn eigen brood niet kan bakken, nou ja, ik zou het op zich wel kunnen bakken, maar het probleem is het kneden. Met mijn geblesseerd pink kan ik nog steeds niet kneden en een machine daarvoor wil ik niet. Ik moet dus voorlopig elke ochtend die slappe bruine supermarktboterhammen naar binnen proppen. Een nieuw zuurdesempapje,  om mijn broodje te laten rijzen, is al wel in de maak en ik hoop het aanstaand weekeinde weer een eigen broodje te maken.
Bij het ontbijt drink ik vanmorgen koffie, het is helaas slabberdewaski-koffie. We zetten nog op zo’n ouderwetse manier koffie: gemalen koffie in een filter; daar kokend water opgooien en daaronder een kan om de koffie in te laten lopen. Mijn vrouw had zich duidelijk vergist in verhouding water – koffie.
Ik lees in mijn krantje over het nieuwe boek van de Franse schrijver Michel Houellebeck. Dat boek is getiteld: Soumission. In het Nederlands kan dat woord o.a. betekenen:  gehoorzaamheid, onderwerping, afhankelijkheid of overgave. In dat boek kiest Frankrijk in 2022 voor de eerste maal een islamitische president. De schrijver wil met zijn boek Frankrijk een beetje schrik aanjagen. Het is niet bedoeld als aanval op de islam. Frankrijk wordt zelfs gelukkig onder moslimleiding: de orde keer terug, de criminaliteit daalt, minirokjes worden verboden, maar de werkloosheid verdwijnt als sneeuw voor de zon. Dat laatste komt vooral omdat vrouwen weer gewoon thuis moeten blijven. Niet mogen werken dus. De man krijgt het weer voor het zeggen èn hij mag meerdere vrouwen hebben. De schrijver is van mening  dat de mensen een God nodig hebben en dat de islam dan zo’n  gekke godsdienst nog niet is. Houellebecq zegt dit boek geschreven te hebben zonder ironische bedoelingen. Moeilijk te geloven voor wie zijn andere boeken kent, die druipen van ironie en sarcasme.

Na het lezen van de krant, ga ik een eindje fietsen. ’t Is half een als ik vertrek. Heerlijk weertje. Beetje fris.  Ik fiets in totaal zo’n veertig kilometer richting Zoetermeer en weer terug.
En dan kom ik thuis en lees ik om half vier op Teletekst over die IS-schoften …..

Vandaag moet ik koken… we eten spinazie met kaas ….. moet nog spinazie kopen ….. ik denk dat ik geen hap door mijn keel kan krijgen.