dinsdag 25 augustus 2015

VERHUIZEN

Vandaag heb ik zeker veertig keer mijn hoofd gestoten (over vijftien jaar gerekend zeker  937 keer) en alle keren  tegen dezelfde plek: de onderkant van het bed  van de hoogslaper. Het is ook eigenlijk een hoogslaper voor kinderen. Onder de hoogslaper is een bureau  en van dat bureau heb ik mijn pc-werkplek gemaakt. Alleen:  de afstand van de vloer tot de onderkant van het bureau is óók berekend op de lengte van kinderen plus een kleine marge (1m75)  en niet op mensen van mijn lengte van 1m85. Kunt u het volgen?
Omdat ik binnenkort ga verhuizen moet de hoogslaper inclusief mijn pc-plek leeggeruimd worden. Het is raar maar op den duur voelde ik het gewoon niet meer dat ik mijn kop stootte. De eerste drie keer vloekte ik nog hevig, de volgende vijf keer zei ik  slechts: ‘Au’, zoals bij een zacht tikje, de tien keer daarna trok ik alleen een pijnlijk gezicht en daarna bleef ik me stoten maar het deed me niets meer, ik deed niet eens meer voorzichtig. Sterker:  ik begon het wel prettig te vinden … werd er een beetje high van. Maar niet zo high dat ik de kluts kwijtraakte. Ik heb de pc met toebehoren nog keurig naar een andere werktafel  gekregen.

Ik word deze verhuistijd onderhand wel beu. Ik zal blij zijn als ik alles weer op orde heb in mijn eigen huis. Aanstaande maandag wordt daar een begin mee gemaakt, want dan krijg ik de sleutels van mijn nieuwe huis in de wijk Lage Land. Het Lage Land is niet mijn numero uno voorkeurswijk. Ik was zelf graag in het centrum gebleven … Oude Noorden, Crooswijk, Agniesebuurt, Provenierswijk maar daar kom ik, bij lange na, niet voor een woning in aanmerking.
Ik heb op tien huizen gereageerd in ‘woonnet-Rijnmond’,  de website voor ‘huizen te huur’ in Rotterdam en omstreken. Als ik een huis in het centrum aardig vond reageerde ik meteen … nou, gemiddeld waren er zestig gegadigden voor me!
Alleen in Schiebroek, Hordijkerveld en in wat 55+ woningen had ik een kansje. Ook in het Lage Land dus. Het Lage Land doet zijn naam eer aan: volop hoge langgerekte flatgebouwen maar toch ook  veel groen  … en …ik zit in 5 minuten in het Kralingse Bos.

Diezelfde dag dat ik de sleutels van mijn nieuwe woning krijg, verhuis ik er ook, met ‘al’ mijn spulletjes, naar toe. Daarna zal het nog wel twee maanden (jaar?) duren eer alles een beetje naar mijn zin zal zijn daar. Ik heb zo het idee dat dat wel mijn laatste ‘normale’ huis zal worden alvorens ik opgenomen zal moeten worden in het verpleeghuis … òf omdat ik het lichamelijk allemaal niet meer aan kan … òf (en dat geloof ik eerder) dat ik geestelijk te veel aftakel. Over dat laatste maak ik me wel een beetje zorgen, want als je met z’n tweeën woont heeft de ander dat meestal wel  snel in de smiezen. Maar wanneer ik als alleenstaande dementerende, het gas wèl aanzet maar niet aansteek, dan duurt het waarschijnlijk lang voordat iemand wat in de gaten heeft … en meestal is het dan al te laat.

Mijn uitzicht stelt me enigszins gerust: als ik op mijn balkonnetje sta en kijk naar links, dan zie ik het IJsselland ziekenhuis, de Bavo- en de Bouwmankliniek en als ik vòòr op de galerij naar links kijk zie ik het gezondheidscentrum.




In verband met de verhuizing  even geen columns

zondag 23 augustus 2015

NAAKTRECREATIE

Ik loop met mijn hondje Sita het bos in. Hij stuift onmiddellijk op de niets vermoedende konijnen af. Het is nog vroeg, half negen in de ochtend. De lucht is strak blauw. Het wordt vast en zeker een warme dag. Aan weerskanten van het voetpad zitten op de grasperken her en der verspreid groepjes mensen op kleden, sommige mensen hebben een slaapzak om zich heen geslagen. Zij hebben waarschijnlijk de nacht hier doorgebracht.

Bij het strandbad loopt een man voorzichtig het water in. Hij voelt met zijn vingertoppen of het water warm genoeg is om een duik in te nemen … hij stapt verder het water in … het wordt daar wat dieper  .. hij besprenkelt zijn bovenlichaam met water en bijna in één beweging gaat hij ‘door’ en zwemt naar de houten balustrade zo’n vijfentwintig meter van het strand.

Ondertussen loopt Sita weer naast me. Hij is klaar met zijn jacht op de konijnen en vindt het tijd worden dat ik in actie kom voor hèm. Hij loopt al met een stevige stok tussen zijn kaken. Die stok moet dus zo ver mogelijk weg worden gegooid. Hij haalt die dan weer op en brengt hem bij me. Het bekende procedé. Dat gaat dan exact tien keer zo en dan stop ik er mee, want als het aan hem ligt kan ik dat spelletje de hele dag wel doen. Nu weet Sita zelf onderhand ook dat voor mij tien keer de limit is. Want de tiende keer dat hij met die stok aankomt legt hij hem netjes naast mijn voeten en loopt rustig verder met me mee.

We moeten opzij. Sita gaat vanzelf al op het gras lopen. Er komt een hele horde hardlopers aan. Hun geroezemoes en gelach wordt met de seconde duidelijker waarneembaar. Zo te zien is het een groep hard-hollende 55-plussers, mannen en vrouwen. Ze hebben zich uitgedost in de felste kleuren groen, rood, oranje en geel. Niemans kan ze over het hoofd zien. Ze hebben blijkbaar niet ál hun lucht nodig voor het rennen: er wordt zoveel gepraat, leuk gepraat ook kennelijk, want er wordt in die paar seconden dat ze langs rennen flink gelachen … dit moet wel een gezonde bezigheid zijn voor deze mensen.

Het geluid van de hardlopers verstomt. Sita loopt het stukje bos in dat speciaal gecreëerd is voor mensen, die naakt willen recreëren. Aan de rand van dat stukje bos houdt Sita plotseling halt; neemt zijn waakzame houding aan en gaat hard staan blaffen. Ik roep ‘Sita! Hier!’ ik wil dus dat hij bij me komt maar hij laat zich niet van zijn stuk brengen: hij blijft daar staan blaffen.
Als ik met Sita , de naaktrecreatieplek bekijk, zie ik allereerst een man gekleed in een spijkerbroek en een groen regenjack , met een volle vuilnisbakzak in zijn hand, vrij kalm weglopen. Van zijn hoofd ontwaar ik alleen een onder zijn capuchon uitstekende, rossige baard. 
Sita leidt me blaffend naar een plaats bij wat struikgewas. Daar zie ik tot mijn ontzetting een geheel ontklede, zwaar toegetakelde, hevig bloedende man liggen. ‘Help me, help me’, prevelt hij zacht. Geen moment aarzel ik en bel 112. Met een tissue veeg ik het bloed van de man zijn mond en giet voorzichtig wat water bij hem naar binnen. Sinds ik die man aan het helpen ben is Sita gelukkig gestopt met zijn hinderlijke geblaf. Het is al een oude man. Zonder twijfel een 65-plusser.
Politie en ziekenwagen zijn godzijdank snel gearriveerd. De man zal het wel redden, volgens de ziekenbroeder. Ik vertel de politie nog over de man, die ik zo kalm zag weglopen. Dat wordt genoteerd. Ze rennen niet meteen het bos in met deze informatie … er wordt wel iets gemompeld in een mobilofoon.

De kleding van de oude man is hier nergens te bekennen. ‘Zit die misschien in de vuilnisbakzak van die weglopende figuur,’ vraag ik me af en ‘zou die oude man hier  nu wel of niet vrijwillig uit de kleren zijn gegaan?’
Nou ja, hoe dan ook, hoop ik dat ze die ouwe baas weer beetje kunnen oplappen in het ziekenhuis … en … dat ze de man met rossige baard snel weten te vinden, want die moet toch meer weten.

Ondertussen was Sita alweer aan het zwemmen in het strandbadje.

‘Kom Sita kom!’ roep ik. We vervolgen onze wandeling door het bos. 

vrijdag 21 augustus 2015

WEGGEREGEND

Ik keek naar mezelf in de ruit van de keukendeur. De ruit geeft een voor mij onrealistische maar niet geheel onaangename weerspiegeling. Een transparant mannetje lijk daar in. Door mij heen weerspiegelen zich de eethoek met het vaasje lila fresia’s op de eettafel, het kruidenrek aan de wand achter me en de takken van de chinese roos in de vensterbank. Zowel mijn mooie als mijn minder mooie kantjes worden hier weggefilter. Alles aan me wordt wat fletser in deze spiegeling.  Mijn gebruinde gezicht oogt bleek, mijn weinige grijze haren zijn nu juist extra zichtbaar en op de plaats waar mijn mooie blauwe ogen zitten zijn alleen nog maar donkergrijze vlekken te zien.

Ik schrik als ik in de spiegeling achter me plotseling iemand zie bewegen. Ik was zo in de ban van mezelf, dat ik Leo niet had horen aankomen. Hij zou in onze vakantie voor de planten en de poes zorgen.
‘Hé Tom, je bent alweer thuis! Je zou toch pas over twee weken thuiskomen?’ zegt hij.
Ik draai me van de keukendeur naar hem om en zeg:
‘Ja, dat klopt Leo, maar dat belachelijk slechte weer in ons land heeft ons huiswaarts doen keren. Je weet, we zijn wel wat gewend en we geven het echt niet op bij de eerste de beste tegenslag maar het was dit jaar echt bar en boos. Het was echt de limit toen we merkten dat geen van ons vieren nog droge kleren had. Dat was het moment om een punt achter de vakantie 2015 te zetten. We hadden voor drie volle weken geboekt op die camping bij Giethoorn (what’s in a name?), we hebben er precies 5 dagen gezeten. Dat stageld van die drie volle weken zijn we kwijt. Van het geld dat we overhouden  zo heb ik mijn vrouw en de kids beloofd, gaan we een weekeindje naar Parijs. Shoppen, musea bekijken, de Eiffeltoren natuurlijk en slenteren langs de Seine.’
‘Wanneer moet je weer gaan werken, Tom?’
‘Over twee weken pas weer, dat is wel stom hoor. Ik zie er best een beetje tegenop. Ruim veertien dagen thuis met Mieke en the kids. Tja, normaal zijn we allemaal naar school of aan het werk. Ik beschouw het als veertien zondagen. Die dagen kunnen best eens lang gaan duren. En dan zijn het nog 14 zondagen zonder voetbal, want dat begint eind augustus en we zitten nu pas eind juli. Ik heb ook niet echt speciale klussen in huis te doen … ja  of het moet zijn het opruimen van de berging maar daar heb ik nu absoluut geen trek in, dat vind ik meer iets voor de herfst of de winter.’
‘Nou, Tom, dan ga je Mieke toch helpen met huishoudelijke taken. Zij zal best wel een stel klusjes voor je weten: ramen zemen, stofzuigen, strijken, dat zijn tenminste de karweitjes die Joke van mij graag op mijn bordje schuift als ik even niks te doen heb.’
‘Heb jij dan niet een pesthekel aan die dingen, Leo? Ik heb er echt de schurft aan, vooral aan strijken. Ik heb gewoon te weinig routine in dat gedoe met een gloeiend heet strijkijzer. Handdoeken, theedoeken en kussenslopen dat lukt me dan nog wel zonder problemen maar bij het strijken van broeken, bloesjes en overhemden neemt het aantal valse vouwen en brandblaren hand overhand toe … nou ja …ik ben wel weer lekker negatief, hè?
‘Ja, zeg dat wel Tom … nou eh … kan er misschien een complimentje af voor het fantastische resultaat van mijn zorg voor je poes en je planten. Kijk je plantjes er een prachtig bij staan en die poes van je, ligt die niet bijzonder vredig te knorren?’

‘Ja, Leo, het was het eerste wat Mieke zei:  ‘’Kijk die planten eens, Tom! Wat boffen we toch met zo’n buurman’ … nee hoor, Leo dat laatste zei ze niet … geintje van mij …  maar het is wel zo, vind ik!’’   

woensdag 19 augustus 2015

KEEPER

Ik verheugde me meestal wel op het speelkwartier. Ik dacht dan nooit aan die vieze lauwe schoolmelk, die we moesten opdrinken, voordat we naar buiten mochten. Ik dacht aan alle leuke spelletjes: voetballen op de eerste plaats natuurlijk. Aan andere spelletjes deed ik ook graag. Tikkertje, oorlogje verklaren, landverovertje, hinkepinken, tiktaktor, dieffie met verlos, ongelukstikkertje, niet te vergeten schuilee, en knikkeren. Klas één tot en met drie had eerst speelkwartier dan volgde klas vier tot en met zes. De basisschool in mijn tijd heette die lagere school, de ‘groepen’ van nu waren ‘klassen’ en de eerste klas van toen, is groep drie van nu, omdat de twee jaren kleuterschool ook als groepsleerjaren meetellen.
Het was een gekrioel van jewelste op dat schoolplein: twee-  á driehonderden jochies  en allemaal in groepjes in de weer met hun liefste bezigheid. Vreemd, dat gekrioel kan ik me wel voor de geest halen maar wat ìk daar in die wirwar nou precies allemaal uitvoerde, kan ik me niet meer herinneren. Zeker van het speelkwartier van klas een tot en met drie herinner ik me echt he-le-maal niets meer.
Het is niet zo, dat ik me van die periode helemáál niks meer kan herinneren. De leerstof en de leerkrachten (meesters en broeders) herinner ik me nog goed. Ook sommige klasgenootjes weet ik nog wel, maar het zijn er niet veel meer. Nu ik er zo over nadenk herinner ik me vooral nog de jongens met wie ik eigenlijk mijn hele lagere schooltijd ben omgegaan. Mijn vriendjes dus. Cees van Bladel en René Reijnders, dat waren mijn beste vrienden. Niet dat we nooit ruzie hadden.
Ruzie hoort er nou eenmaal bij, jammergenoeg. Cees had me eens, met een stel anderen,  belachelijk zitten maken, toen we film hadden in de klas. Mijn hoofd, dat een beetje de vorm van een rugbybal heeft, werd op het projectiescherm vertienvoudigd; dit tot grote hilariteit van het groepje rondom Cees. Woedend rende ik de klas uit, toen ik door had dat ik uitgelachen werd, naar huis, waar mijn moeder mij troostte. Nog geen tien minuten later werd er aan de huisdeur gebeld. Cees en René kwamen zeggen, dat ze er spijt van hadden en vroegen of ik weer mee ging naar school. Ik ging natuurlijk mee, want ze hadden spijt … zeiden ze … maar het was wel mooi gebeurd en zoiets vergeet je niet gauw. Ik weet het nou nog precies … en het doet nog steeds een beetje pijn. Zoets verwacht je niet, zeker niet van je vrienden.
René en Cees waren vooral voetbalvrienden. Alleen van de laatste twee jaren van de lagere school zie ik  mezelf met hen voetballen. Ik weet zeker dat we voor die tijd ook met elkaar gevoetbald hebben maar ik zie dat niet meer zo goed voor me.
Ik vond voetballen dan wel heel erg leuk maar eerlijk gezegd: erg goed was ik er niet in. Daarom werd mij nogal eens gevraagd of ik keeper wilde zijn. Dat vond ik ook best leuk om te doen. Niet alleen op gras maar ook op het harde schoolplein durfde ik te duiken. Ik hoorde iedereen zeggen dat ik een goede keeper was.

René heeft toen ook gevraagd of ik lid wilde worden van zijn voetbalclub Aeolus. Dat wilde ik wel. Werd ik van schoolpleinkeeper zomaar de heuse keeper van Aeolus C3, het elftal van mijn vriend René, die héél goed kon voetballen en … C3 werd in mijn allereerste jaar nog kampioen ook! 

maandag 17 augustus 2015

RUSTIGER

Het is een stuk rustiger geworden. Niet alleen in de atmosfeer. Het is nog wel wat donkerder dan normaal op dit uur van de dag. De wind is gaan liggen. De hoosbuien zijn overgegaan in een grove motregen, die elk moment kan ophouden. Heel in de verte wordt al weer een reepje onbewolkte lucht zichtbaar.
Hier in huis is de rust ook weergekeerd. Pyke, de hond,  staat te piepen voor de deur. Hij moet er hoognodig uit. Onze kinderen zitten dizzy op de gekantelde driezitsbank en Jako eet enigszins verdwaasd zijn kattenbrokjes, die niet in maar naast zijn bakje liggen. Ikzelf lig half groggy in  de keuken met mijn achterhoofd tegen de ingedeukte koelkastdeur. Hoe ik daar precies gekomen ben? Geen flauw idee!

Vanmorgen was er nog geen vuiltje aan de lucht. Het was zondagochtend half twaalf en iedereen was, zoals gewoonlijk om die tijd, uitgeslapen. Pyke, de hond, was wat onrustig, omdat hij, zo dacht ik, hoognodig uitgelaten moest worden. Maar ook nadat hij zijn poepje en plasje had gedaan, bleef hij rusteloos grommend en af en toe zelfs blaffend rondjes rennen door het huis.  Pyke gooide van alles onderste boven. Toen ik hem bij zijn halsband pakte om hem tot kalmte te manen, liet hij me zelfs even zijn tanden zien door zijn bovenlip op te trekken. Dat had hij nog nooit tegen mij gedaan.

In de slaapkamer van onze oudste, was het, zo te horen, kermis. Onze kinderen hadden elkaar daar blijkbaar opgezocht. Er werd hard gelachen, misschien was dat wel om het gedreun dat ik boven mijn hoofd hoorde. Het leek wel alsof daar een vrolijke olifant aan het dansen was. Dat is natuurlijk maar een raar idee, dus ging ik voor de zekerheid maar even om een hoekje kijken. Het nieuwste lawaai-spelletje was: hoog van het bed opspringen en zo hard mogelijk op de grond neerkomen. Ze hadden ieder een paar van pappa’s werkschoenen aangetrokken. Ik zei hen, dat ik beneden behoorlijk veel last had van dat springen. Godzijdank hielden ze snel op met dat lawaaierige gespring alleen … ze gingen naadloos over op het volgende spelletje: ongeluks-tikkertje. Hup! Naar beneden door de woonkamer heen racen. Al het meubilair dat Pyke had laten staan donderden ze om en maar lachen en maar gillen en maar tikken. Raar spel trouwens dat ongeluks-tikkertje. Als je hem niet bent, dan is er niks aan de hand. Maar … dan wordt je  opeens door degene ‘die hem is’, de tikker dus, tegen je kuit getikt. Dan ben je hem. Dan ben jij ineens de tikker. Dan moet je een ander proberen te tikken, met één hand op je kuit. Dat is toch godsonmogelijk. Maar onze kinderen deden dat spel wel en hadden het grootste plezier. Ik kan hier moeilijk óók weer over gaan zeuren … zo langzamerhand werd het overigens wel een aardig zooitje in huis.
Het werd alsmaar donkerder en het begon steeds harder te waaien. De hond en de kinderen waren, op zijn zachtst gezegd ‘uit hun doen’. Nu begon Jako onze kater óók nog eens kuren te vertonen.  Hij sprong op de vensterbank. Gooide daarbij 2 planten op de grond. Ging staan en probeerde verwoed aan de ruit zijn nagels te scherpen. Tegen de andere kant van de ruit  kletterde de regen. Als door een wesp gestoken sprong Jako van de vensterbank, rende door de kamer en krabde en passant door de hele kamer stukken behang aan flarden.
  

Het laatste wat ik me van vanmorgen kan herinneren is ‘de dreun’. De dreun van de vrachtwagen. Althans daar leek het op, alsof er een vrachtwagen tegen ons huis aan denderde maar het was natuurlijk die wind … die windhoos. Alles en iedereen in en om ons huis werd omvergekegeld.

zondag 16 augustus 2015

SCHIEDAM

Het is na de dood van mijn moeder begonnen en het duurt voort tot op de dag van vandaag. Ik noem het maar mijn ‘Schiedam-syndroom’. Telkens wanneer in gezelschap, op tv of in de krant de plaatsnaam Schiedam wordt genoemd, krijg ik een vuurrood hoofd, zo voel ik dat althans … en dan begin ik klinkklare wartaal uit te slaan. Soms sla ik alléén wartaal uit. Soms krijg ik alléén een rood hoofd. Het kan dus ook zo, los van elkaar voorkomen. Het lijkt net alsof ik me schaam voor ‘Schiedam’. Waarom? De voornaamste en meest voor de hand liggende reden die ik kan bedenken is, dat zowel mijn moeder als ik in Schiedam geboren zijn. Mijn moeder heeft daar tot haar eenentwintigste gewoond maar ik woonde er  nauwelijks eenentwintig dagen en zowel mijn moeder als ik verhuisden toen, in 1950, naar Rotterdam.
Welbeschouwd is het nergens voor nodig om je voor Schiedam te schamen. Het slaat helemaal nergens op dat ik dat wèl doe. Het gebeurt gewoon onwillekeurig.

Gelukkig had niet iedereen in mijn omgeving het altijd in de gaten dat ik vuurrood werd. Dat gebeurde bijvoorbeeld al, als op de tv, deelnemers aan dat spelletje Lingo, zeiden dat ze uit Schiedam kwamen. Maar omdat iedereen naar de beeldbuis zat te kijken viel ik niet op met mijn rooie kop.

Bij sommige gelegenheden kom ik er niet onderuit te vermelden waar ik geboren ben. Bij sollicitaties bijvoorbeeld … en dan is er altijd wel een lolbroek, die het nodig vindt een grappige opmerking maken over Schiedam: de jeneverstad. Gelukkig leefde mijn moeder toen nog want anders had ik gegarandeerd niet geweten waar ik kijken moest.
Ik zou dan een zogenaamde ‘jeneverneus’ zijn. Jeneverneuzen horen groot, blauw en paars te zijn. Nu is die neus van mij vrij klein en alleen een beetje rood en blauw … en dan nog uitsluitend als het heel koud is. Van de jenever kan het haast niet zijn … ik drink hooguit één fles jenever per jaar en dan nog niet eens Schiedamse maar de Rotterdamse Henkes … misschien kan zo’n neus ook van de pils komen … van dat ene pilsje dat ik dagelijks drink.

Waarom nou precies, pas ná mijn moeders dood dat ‘vuurrood’ worden op mij is overgegaan, is me een raadsel. Natuurlijk zag ik haar zo af en toe ook wel eens rood hoofd krijgen maar voor zover ik me kan herinneren was dit niet speciaal als het woord ‘Schiedam’ viel. Het was bij allerlei gelegenheden en ook op verjaardagen als onze grappigste oom: ome Koos bijvoorbeeld weer eens een schuine mop vertelde of als onze leukste oom: ome Jan tegen haar zei: ‘Wat zie je er toch weer lekker uit, meissie!’ of als ze boos werd op mijn vader omdat hij met zijn vuile stinksokken nog aan, lag te slapen in zijn fauteuil. Van dat soort dingen kon ze opeens een rood hoofd krijgen. Maar niet speciaal van Schiedam.


Nu lees ik in de krant, dat AD natuurlijk weer, dat in Schiedam acht hoerenlopers met een zestienjarig meisje, genaamd Esra, seks hebben gehad in een kelderbox. Een loverboy liet dat meisje voor hem pezen. Ik bedoel maar, leuk is dat voor een Schiedammer. Ik zit me rot te schamen.

zaterdag 15 augustus 2015

AVONDJE ALLEEN

Vanavond ben ik alleen thuis. Mijn kinderen zijn met school op werkweek en mijn vrouw heeft een bewonerscommissievergadering. Ik heb wat simpels voor mezelf te eten gemaakt: gebakken aardappelen en sperziebonen met een satéschnitzel ... met een paar klodders knoflooksaus over de gebakken aardappelen is het best ‘binnen te houden’.  Ik heb er een al even simpele salade bijgemaakt van ijsbergsla, tomaten, olijven en stukjes augurk. Lekker fris en gezond. Het meest verrassend van de hele maaltijd vind ik de satéschnitzel Die heb ik nooit eerder gehad. Heerlijk. Komt bij Dirk van der  Broek vandaan. Als toetje neem ik de aardbeien die nog over waren van eergisteren, die zijn nog goed ... een beetje yoghurt erbij … lekker!
Normaal gesproken doe ik gelijk na de maaltijd de afwas, maar ik heb nu in mijn eentje gegeten en voor dat kleine beetje afwas, ga ik geen warm soppie maken. Morgen, als we weer met z’n tweeën gegeten hebben, doe ik de vuile spullen van vandaag bij de afwas.

Even mijn email raadplegen:

… de SP (daar ben ik lid van) is druk in de weer met een landelijke actie tegen de verslechteringen in de gezondheidszorg (Red de Zorg): de partij roept leden op naar voorbereidende vergaderingen te komen
… ik heb ooit eens een abonnement genomen op een Spamfighter, voor op mijn computer. Ik heb daar iets anders voor in de plaats genomen maar deze Spamfighter blijft maar zeuren om een verlenging van het abonnement
… de ophaaldienst Grof Vuil van de gemeente meldt me dat op 2 september mijn grote afval wordt opgehaald. Ik heb namelijk een paar grote stukken hout die ik kwijt moet en die niet in een vuilcontainer passen ...  zomaar op straat gooien mag tegenwoordig niet meer.
… een onderzoeksbureau wil weten wat mijn oordeel is over de fysiopraktijk waar ik kom voor mijn kuit, mijn nek en mijn heiligbeen… van alle drie heb ik dit jaar ineens last …
… Manus, een broer van me, mailt dat hij wat spullen heeft opgehaald van mijn onlangs overleden broer, Martin … en een mailtje later geeft hij me de tip om een factuur van een rouwkrans als ‘erflast’ op te laten voeren door de curator
… ’t Gilde heeft een nieuw ‘Samenspraak’-klantje voor me. Een Syriër met status wil twee uur per week Nederlands met mij praten.

Eerst even koffie zetten en dan naar Het Journaal kijken.

-         Keizer Akihito van Japan heeft zijn excuses aangeboden voor het door Japan veroorzaakte leed in de Tweede Wereldoorlog, die dit jaar 70 jaar geleden eindigde.
-         Bendes uit Curaçao zijn ook in Nederland actief. Onder andere in Rotterdam. Zij houden zich bezig met drugs wapenhandel overvallen en afpersing.
-         Publicist wil één op één met Bouterse praten over de decembermoorden. Het is volgens hem een sociaal probleem dat zo opgelost kan worden. Nederland houdt er aan vast dat het recht zijn loop moet hebben.
-         Het weer: kouder en natter.

Na het  journaal lees ik mijn boek: ‘Geachte Heer M’ van Herman Koch uit (nog twintig bladzijden). Ben nog steeds alleen thuis. Ik val in slaap. Niks bijzonders eigenlijk zo’n avond alleen

vrijdag 14 augustus 2015

PITTORESK

We zaten gewoon lekker wat te eten, Petra en ik. Met ‘gewoon lekker wat te eten’ bedoel ik het opeten van de eenvoudige maaltijd die Petra heeft klaargemaakt. Ze roep zelf tegen iedereen die het maar horen wil:
‘Ik kan helemaal niet koken’ en dat klopt ook voor meer dan 100%. In feite doet ze niks anders dan bij de supermarkt ‘kant en klare’ producten kopen, die opwarmen en netjes, zeg maar pittoresk, op een bordje rangschikken. Zo presenteert ze me vandaag een bord met wat worteltjes  (uit een potje), een paar (Kapitein Iglo) vissticks, een hamburger (uit een pakje), een lepel mayonaise (uit een potje), frietjes (uit een Aviko-zak) en wat sla, tomaatjes en olijven. Het is waarlijk een prachtig schilderijtje. Voor zichzelf heeft ze ook een vrijwel identiek vormgegeven schotel gecreëerd. Voor dit soort gelegenheden is naar mijn gevoel de uitdrukking ‘een vorkje mee prikken’ uitgevonden. We prikken een vorkje en we babbelen wat over onze partners en ex-partners, over mijn kinderen en haar broers, zussen en vriendjes.
Haar partner, Dolf, is voor een week naar Duitsland, op studiereis. Hij is roostermaker op een heel grote scholengemeenschap en omdat ze in Duitsland van ouds her, heel goed zijn in het maken van ultra strakke roosters, vond de leiding het van de school het een goed idee dat hij die cursus ging volgen.  Petra zelf is ook blij met die cursus in die zin dat hij dan eindelijk eens een weekje ‘opgehoepeld is’ zoals zij het uitdrukt. Dolf is helemaal geen slechte vent maar ik kan me voorstellen dat Petra het af en toe een beetje benauwd van hem krijgt.

‘Die worteltjes zijn trouwens heerlijk zoetig van smaak en zo waanzinnig gaar … zo gaar krijg je ze zelf haast nooit, Petra.’

Nee, aan Dolf is zo’n schilderachtig bord eten niet besteed. Hij wil niks anders eten dan kip met bijna rauwe groente (bloemkool, broccoli, worteltjes) met gekookte rijst. Ja, en ze gaat natuurlijk niet voor zichzelf alleen iets anders klaarmaken. Dat is een van de redenen, dat ze zo bij is dat Dolf even een paar dagen weg is. Dan kan ze zich een beetje uitleven met haar pittoresk koken. Deze week heeft ze elke dag iemand anders uitgenodigd om haar ‘kookkunsten’ aan te vertonen.

‘Lekker zeg, Petra, die knoflookolijven, heb je die van de markt?’
‘Nee, gewoon uit een potje uit de super.’

Haar zussen en broers, haar ouders komen, maar er zijn ook mensen bij van wie ze liever niet heeft dat Dolf ze kent. Bijvoorbeeld van haar vriendjes van de cursus ‘Afrikaanse Dans’, hoeft Dolf niks af te weten. Smoorverliefd is ze op Elanzo en Borta (op Borta nog een beetje meer dan op Elanzo). Ze wil Dolf niet onnodig jaloers maken. Want Petra weet dondersgoed dat Dolf meteen merkt dat ze verliefd is. Dat kan ze niet verbergen.
Het is al weer heel lang geleden dat Dolf haar verliefd zag: vrolijk, lachend, lichtvoetig dansend door het huis, stralend in haar meest uitdagende jurkje.

‘Je moet die hamburger eens samen met wat mayonaise weghappen Jee, … heerlijk!


Behalve dat ze nu eindelijk eens een paar dagen wat ánders kan eten, is Petra ook blij dat ze een paar dagen verlost is van dat ‘klarinet-geriedel’ van hem … elke avond zit Dolf ruim twee uur te blazen op dat ding … om gek van te worden …

woensdag 12 augustus 2015

DEPRESSIEF?

Het is net als vroeger: nooit alleen maar altijd eenzaam. Elke dag begint met hoofdpijn. Een heel zwaar hoofd zo voelt het aan, alsof het twee keer zo groot is. Van de ochtendkrant kan ik nu alleen nog enkele sportartikelen lezen. Met name dan over voetbal. Van díé geringe inspanning zijn mijn ogen al te moe, om verder nog iets te kunnen lezen.
Eigenlijk is het niet alleen mijn hoofd dat zo ‘zwaar en dubbel’ aanvoelt. Het zijn ook mijn voeten, mijn handen mijn bovenbenen. Precies weet ik het me niet te herinneren van toen in IJsselmonde maar dàt gevoel van lamlendigheid en futloosheid was identiek met hoe ik me nu voel. Depressief?
Toen was ik veertien jaar en dagelijks omringd door mijn moeder, drie zusjes en twee broertjes en dan op school nog eens een stuk of dertig klasgenoten.  Ik zat voor de tweede keer in de tweede klas van de hbs. Ik was dus blijven zitten. Voor de meeste zittenblijvers is doubleren makkelijk. Je krijgt alle leerstof voor de tweede keer … dan blijft alles makkelijker hangen. Bij mij niet. Ik vond alles nog even moeilijk … het kostte me net zo veel tijd als het jaar daarvoor. Ik vond het eerder moeilijker … dat kwam denk omdat ik er zo zwaar de pest in had dat ik het jaar over moest doen. Depressief?

Ik moet vandaag naar Blijdorp. Waarom kan ik niet precies zeggen maar ik wil vandaag beslist niet op de fiets. Er is absoluut geen pijntje tussen mijn benen, dus daar ligt het niet aan.  Toen ik vanmorgen de deur uit ging pakte ik mijn sleutels van het sleutelrek en liet die van mijn fiets bewust hangen. Ja … nu ik dat opschrijf zie ik mezelf in een flits met die ‘dubbele pijnlijke’ bovenbenen fietsen … dat wil ik niet … en wat ik ook niet wil is: binnen een uur weer terug zijn en dan verder geen raad meer weten met deze dag. Deze dag moet, al is het met tegenzin, langzaam vol lopen.
Lopend. Traag lopend (ik kàn ook niet anders) zou ik naar Blijdorp, de dierentuin, gaan. Ik wil een jaarabonnement kopen. Met mijn Rotterdampas. Dan kost het me zevenendertig euro vijftig. Normaal is het vijfenzeventig euro.

Op de heenweg moet ik weer denken aan vroeger, toen ik nog niet eens tien jaar was. Toen speelde ik wel eens ‘paardje’ met een van mijn vriendjes. Dat ging zo: het midden van het touw, van twee a drie meter, werd in mijn nek gelegd en het ene uiteinde van het touw ging voorlangs over mijn linkerschouder en onder mijn linker-oksel door en het andere eind van het touw aan de rechterkant, schouder, oksel. Die twee uiteinden van dat touw waren dan de teugels. Dat paard was ik dus. Als een echte cowboy liet mijn vriendje de teugels vieren als het paard zijn eigen tempo mocht lopen. Mijn vriendje sloeg het paard (niet zo erg hard) op zijn rug als het harder moest lopen. Het kwam ook voor dat hij constant de teugels strak gespannen hield. Het paard liep dan wel maar kwam nauwelijks vooruit. Zó liep ik dus naar Blijdorp. Er waren zeker tien anderen vòòr mij, die ook zo’n voordelig abonnementje wilden. In dat benauwde abonnementenhok van Blijdorp ging ik echt niet op mijn beurt zitten wachten.

Ik zakte zowat door mijn hoeven van vermoeidheid. Minstens een uur heb ik op een bankje bij de dierentuin zitten bijkomen van dat lullige wandelingetje van het Oude Noorden naar Blijdorp. Beetje gedronken, beetje gegeten.
Nu ben ik godzijdank wel snel aan de beurt voor een abonnement.
Met nog steeds die frisse tegenzin maak ik meteen gebruik van mijn nieuwe abonnement. In de waanzinnige drukte hier vandaag, wandel ik van de nieuwe naar de oude ingang. Als ik nu aan die, wederom vermoeiende, wandeling door Blijdorp terugdenk, is het enige dat ik me nog herinner, die ultra-traag herkauwende kameel met allebei zijn lege bulten plat op zijn rug.  

Hoe is het mogelijk, dat ik die, dartele, speelse, jonge ijsbeertjes, waar iedereen het over heeft, toch niet gezien heb,?! Duidt dat misschien op een depressie?

dinsdag 11 augustus 2015

NAGELBIJTEN

Dat Karel, onze buurman geen vast werk had merkten we. omdat we hem veel thuis en in de kroeg aan de overkant zagen zitten. Die enkele keer dat ie es ging werken moest de hele buurt het zien ook.  In een schoongewassen, gladgestreken, origineel donkerblauwe overall, ging hij met zijn lederen boekentas (voor zijn twaalfuurtje inclusief fles jenever) op weg  naar zijn koppelbaas. Soms duurde dat werk maar één dag. Soms een of twee weken. Maar het was erg duidelijk dat Karel steeds zijn eigen glazen ingooide door hetzij te laat, hetzij bezopen of allebei tegelijk op zijn werk te verschijnen. Hij had, als WAO’er,  te lang niks gedaan om weer aan het gewone dagelijkse ritme van werken,  eten, slapen te kunnen wennen.
Toen we, in 1970, nog maar net op het Zwaanshals woonden was Karel onze vriendelijke onderbuurman. Geregeld nodigde hij ons uit voor een drankje. Aan uitnodigingen van ons gaf hij ook altijd gehoor. We vonden het wel vreemd en hoogst ongemakkelijk, dat hij vrijwel nooit iets zei. Hij kwam, nam zijn pilsje in ontvangst en ging zitten nagelbijten.
‘Kijken jullie nooit tv?’ vroeg hij op een keer.
‘Nooit als we bezoek hebben.’
Het was ons toen duidelijk dat hij genoeg had aan z’n sjekkie, biertje, zijn nagels en tv ... verder was het gewoon prettig voor hem, zo met z’n drietjes bij elkaar te zitten.

Een heel enkele keer liet hij iets los over zijn verleden. Hij had als jonge militair in het begin van de vijftiger jaren meegedaan aan de politionele acties in Nederlands Indië. Hij had midden in het grof geweld gezeten dat destijds zowel door de Nederlandse als Indonesische strijdkrachten werd gebruikt. Beide legers wilden macht. Koste wat kost. Het Nederlandse leger wilde wat koloniale macht behouden. Indonesië vocht om geheel baas in eigen huis te worden. Karel heeft daar mee gevochten. En als we hem nu in zichzelf gekeerd zijn zware Van Nelle sjekkies zien rollen (een pakje per dag), zijn bier zien opslurpen (een kratje per dag) en voortdurend op zijn nagels zien bijten dan maakt hij op ons een behoorlijk gebroken indruk.

Op een dag, het was in de herfst, vroegen kennissen ons hun kater, Joep, over te nemen. Een reuzenbeest die Joep. Tot op de dag van vandaag ben ik nooit meer zo’n grote kater tegengekomen. Onze kennissen waren duidelijk blij het beest kwijt te zijn. Ik kan me zelfs niet herinneren, dat we ze nadien ooit nog gezien hebben. Zeker bang dat ze Joep weer mee terug moesten nemen. Maar goed … wij hadden zelf destijds drie speelse jonge poesjes. Binnen een halve dag waren ze door Joep hun jeugdig élan verloren. Als drie dooie vogeltjes zaten onbeweeglijk ze in een hoekje van de kamer.
We hadden het er al snel over, dat wij Joep niet konden houden, bij die kleine poesjes. Toen Karel, zelf ook een grote, zware man, dat ter ore kwam bood hij onmiddellijk aan Joeps nieuwe baasje te worden. Er was gelijk al een klik de eerste keer dat Karel Joep zag.

Op een nacht was Joep de deur uit geglipt. Op het trappenhuis was hij niet te vinden dus moest hij wel op dak zitten. Karel waagde zich met zijn superzware lijf op het gladde, natte dakje van draadglas. Dat hield het niet. Karel zakte door het draadglas en maakte een smak van een meter of vier, waarbij hij wonderwel niks brak maar waaraan hij wel twee slagaderlijke bloedingen overhield. De ambulance was godzijdank snel ter plekke … Karel heeft het overleefd … alleen Joep hebben we nooit meer terug gezien.

zondag 9 augustus 2015

TWAALF

Ik probeer me voor te stellen wat er kan zijn gebeurd. In het huis is het doodstil, alsof er niemand aanwezig is, wat vrijwel nooit voortkomt. Zeker niet op zondagmorgen. In dit huis woont een gezin met twaalf kinderen! De familie Richardson. Ik kan naar binnen omdat de deur van de bijkeuken  niet op slot zit. De deur was wel dicht. Aan de linkerwand zie ik een werkbank met een stoel  ervoor en op de grond een houten krat met ijzeren veren. Tegen de stoel zijn twee blauwe mountain-bikes aangegooid. Onder de ene helft van de werkbank staat een heel regiment schoenen en pantoffels kriskras door elkaar, onder de andere helft zie ik een verzameling schoonmaakspullen: een zwabber, een stoffer en blik, emmers, schoonmaakmiddelen, moppen en dweilen.  
Rechts hangt regenkleding en jassen voor alle seizoenen.
‘Hallo’ roep ik, ‘hallo, ik ben het, Peter. Is er iemand thuis?
In de keuken ziet het er opgeruimd en ordelijk uit. Abnormaal, want normaal gesproken,  is het een behoorlijk rommeltje. De stoelen staan dan schots en scheef naast de tafel. De kruimels en plassen omver gegooid drinken, van het ontbijt liggen dan nog op de eettafel en de keukenvloer. Het aanrecht staat dan boordevol vuile afwas.

Ook de huiskamer maakt een nette opgeruimde indruk. Ik roep nog maar eens:
‘Hallo, is er iemand?’ De voordeur is op slot, dat is vrij normaal, de wc-deur is ook op slot maar dat is pas normaal als er iemand op zit … als ik na herhaaldelijk kloppen en roepen geen reactie krijg  ruk ik hard aan de deur …. en … lig ik bijna met mijn rug op de grond …  blijkt hij toch gewoon open te zijn. Maar ook daar is niemand. Er hangt nog enigszins vochtig wasgoed aan een wasrek aan de deur van de meterkast. De was lijkt een paar uur geleden opgehangen.
Misschien dat er boven nog iemand is … wel vreemd want ik heb toch herhaaldelijk en luid geroepen. De badkamerdeur zou volgens het witte kleurtje onder de deurknop vrij moeten zijn maar ik krijg hem niet open. Ik hoor geen douchestraal lopen. Ik hoor ook geen gerommel met zeepjes eye-liners of deodorant. Ik stompte  op de deur roep een paar maal maar geen reactie. Ik trek dan hard aan de deur en voel aan de bovenkant wat speling. .. blijkt dat er aan de onderkant een schuifknipje de deur dicht houdt. Waarom is dit? Zoals verwacht is er niemand in de vier slaapkamers maar er heerst wel een bijna onbeschrijfelijke orde en netheid in die slaapkamers. Het is in elke kamer, op één na dan, eerlijk gezegd altijd een zooitje. In alle kamers staan de ramen wagenwijd open, terwijl het toch niet echt erg warm is buiten. Gewoonlijk staan de ramen op een kiertje met dit kille regenachtige weer. Hij gaat eens bij de buren vragen. Misschien hebben zij iets vreemds gezien.
De naaste buren wisten van niks, hadden niks bijzonders gezien.
Maar de over buurvrouw, een tenger Indisch vrouwtje wist ter vertellen dat er rond 12 uur vandaag een zwart geblindeerd busje stopte. Twee mannen in het zwart, met bivakmuts belden aan bij de Richardsons. De vrouw die opendeed stribbelde wel wat tegen maar was kansloos. Er was opeens veel activiteit en heen en weer geloop in het Richardsonshuis gedurende zeker een kwartier. Dan komen één voor één, van klein naar groot, alle bewoners naar buiten gelopen en worden naar het busje geleid. De zwarte mannen met bivakmuts herstelden de voordeur, deden hem op slot en reden tussen half een en een uur de straat weer uit. Zo althans luidde het relaas van de kleine overbuurvrouw. Zij belde wel ogenblikkelijk 1-1-2 maar bij 112 moeten ze slechts hartelijk lachen om haar verhaal. Ze deden zelfs haar rare Indonesische stemmetje na in het 1-1-2-gesprek dat ze voerden. Heel stijlloos!.
Het Indonesische vrouwtje had ook nog gezegd dat er ‘Groep 12’ in sierlijke gouden letters en cijfers op het busje geschreven stond.

Er waren nog meer raadselachtige ontvoeringen die dag, zo werd op teletekst gemeld. Niet alleen gezinnen met 12 kinderen. Ook huishoudens die op huisnummer 12 woonden van een bepaalde straat, in elke willekeurige stad, werden opgepakt en allemaal rond 12 uur en uitsluitend in Nederland. Ook de van de televisie bekende familie van den Twaalf is spoorloos. Zolang de verantwoordelijkheid voor deze acties niet is opgeëist tast een ieder nog danig in het duister omtrent het lot van de ontvoerden.


(wordt niet vervolgd)

vrijdag 7 augustus 2015

MASOCHISTISCH

Een oudere dikke man schuifelt, in zichzelf brabbelend, voorbij haar portiek. Ik heb Jolanthe zojuist twee uur Nederlandse les gegeven. Ben nog een beetje met mijn gedachten bij haar. Een vriendin, die ooit wel eens een boek over psychiatrie had gelezen betichtte Jolanthe ervan een masochistische inslag  te hebben.

De dikke man was gekleed in een oversized t-shirt, een korte broek en een paar sandalen, alles geheel in het donkerblauw. Hij bleef opeens staan en draaide zich half om.
‘Zijn hond zoekt ie zeker,’ dacht ik, hoewel hij geen riem in zijn hand had. Vanuit die stilstand tuurt hij naar het vorige portiek.
‘Nou, kom op Bassie!’ bromt hij. Uit die portiek sluipt heel voorzichtig een lapjeskatje tevoorschijn. Ze is er nog geen meter uit of ze gaat op haar gat naar haar baas zitten staren.
‘Dat zie ik niet zo vaak, dat een katje uitgelaten wordt,’ zeg ik.
‘Oh, nou, ik doe het al zes jaar. Ik ben er elke avond een uurtje of zo mee bezig. Zij vindt het leuk … en ik ook’
De man is heel vriendelijk; maakt een simpele indruk:
‘Ik heb het beestje gekregen toen ze drie jaar was en ik ben gelijk begonnen haar hier uit te laten. Zes jaar doe ik het nu al.’
In feite is hier niks te beleven voor die poes, allemaal steen van de huizen en de straten; geen bomen, geen struiken. Alleen het diepe water van de Leuvehaven. Soms komt ze wel eens een andere buurtkat tegen; soms klikt het soms niet. Het kan flink knetteren als het niet klikt met die ander.
Zij zit wel eens over die kade in het water te turen, dan zit ze krampachtig te mekkeren alsof ze lekkere visjes ziet zwemmen.

Het masochistische van Jolanthe zou zijn, als academica, uitzichtloze baantjes aanneemt als vakkenvuller bij de Aldi, groente- en fruitweger op de veiling en assistent van de tandartsassistente.
Verder woont ze samen met Hassan, een Turkse man die wel goed voor haar is, als ze ziek is bijvoorbeeld  …  en als ze geen geld heeft mag ze voor niks bij hem inwonen … maar … er is absoluut helemaal geen klik tussen die twee … ook dat zou een soort masochisme zijn volgens haar psychiatrische vriendin.
Jolanthe heeft nu twee zaken waar ze 100% voor gaat; waar ze een klik mee heeft.
Ten eerste de liefde, ze is hopeloos verliefd op de arrogante Dashja en
ten tweede haar baan: ze heeft nu een contract tot maart 2016 en ze is er van overtuigd dat ze bij haar huidige baas een vast contract  gaat verdienen. Niet masochistisch maar realistisch, optimistisch.

‘Negen is ze nu,’ dacht ik. Ik heb haar nu zes jaar en ik kreeg haar toen ze drie was. ‘Kom Bassie, kom … nee … poepen en piesen doet ie niet op die harde stenen, buiten, dat doet ze alleen op haar eigen kattenbakkie, die staat boven op het balkon (hij wijst naar boven) kijk, daar helemaal rechts in de hoek van dat balkon, dat is mijn balkon, daar, die blauwe bak daar. De poes draait intussen achtjes om het linker- en rechterbeen van de man. Nou meneer, bedankt voor het gesprekje en goedenavond dan maar …..

Het scheelt niet veel of de dikke man wordt  omvergelopen door een kerel die duidelijk veel te diep in het glaasje gekeken heeft. Hassan als ik me niet vergis.

donderdag 6 augustus 2015

MOEDER

Ik heb nu al ruim elf jaar geen moeder meer. Althans geen moeder meer in levende lijve. In juni 2004 is ze overleden. Vraag me niet waaraan ze precies is overleden want dan ga ik stotteren … kom, laat ik toch een poging wagen: ze had een paar tia’s gehad ze begon te dementeren, toen kreeg ze nog een tia en toen gaven ze haar in het verpleeghuis de pijnstiller morfine en daar is ze heel langzaam aan dood gegaan. Vijfenzeventig is ze geworden. Ik was toen vierenvijftig.
De eerste twintig jaar van mijn leven was ma mijn idool. Ik deed alles voor haar en zij deed alles voor mij. Ik was haar oudste zoon (van een gezin met in totaal tien kinderen). Ik was haar oogappel, werkezel, boodschappenjongen  en vertrouwenspersoon in gezins- en familiekwesties. Het zal wel een bijzonder soort liefde geweest zijn, die liefde tussen moeder en haar oudste zoon. Het was vanzelfsprekend een liefde zonder een spoor van lichamelijk contact.
Carole gooide mij wel eens voor de voeten dat ik pas tevreden zou zijn als onze echtelijke relatie net zo zou worden als mijn relatie mijn moeder. Was de relatie tussen mij en mijn moeder dus geheel zonder lichamelijk contact, de echtelijke relatie tussen Carole en mij was vrijwel geheel zonder lichamelijk contact. Dus op dat gebied ontliepen die relaties elkaar niet zo veel.

'Alles’ voor elkaar over hebben klinkt ook wel erg ruim. Wat zit er in dat ‘alles’ voor mij?
Mijn zusjes bezig houden als ma het druk had met huishoudelijk werk.
Met mijn zusjes naar het Kralingse Bos gaan als het lekker weer was, dan kon ma haar zwakke moeder, onze lieve oma,  lekker een dagje gaan helpen.
Voor haar zus, mijn tante Lenie, boodschappen doen, want die had zulke drukke kinderen en haar man zat in de continudienst dus die kon ook geen boodschappen doen.
Geld voor haar te leen vragen bij mijn opa, (de vader van mijn pa) om brood en suiker te kunnen kopen.
Later, toen er steeds meer broertjes en zusjes bij kwamen, ging ik ook wel lopen stoffen en stofzuigen. Gras maaien deed ik ook. Dat vond ik wel leuk.
Voor mijn jongste vier broertjes was ik behalve grote broer, ook een halve vader. Ik gaf ze de fles, verschoonde hun luiers, deed ze in bad, bracht ze naar bed en deed overdag allerlei leuke dingen met ze van zwemmen tot voetballen.

Ma had ook ‘alles’ voor mij over, schreef ik. Wat dan wel?
Er was nauwelijks geld. Mijn vader verdiende nog niet eens genoeg geld om een vrouw met één kind te onderhouden. Laat staan een vrouw met tien kinderen. Ze leent her en der geld zodat ik met een studie kon beginnen. Klasse.
Net zo ging het met die brommer. Ze kocht een brommer voor me. Op afbetaling. Elke maand vijftig gulden. Die kon ze absoluut niet missen. Iedere jongen van zestien had een brommer. Ik dus ook, vond ze. Het was een ontzettende kutbrommer. Dat heb ik haar maar nooit gezegd.
Ook dat camelkleurige colbertje wilde ze persé voor me kopen. Iedere jongen op de hbs, waar ik toen op zat, had zo’n jasje.
Ze gaf mij met eten altijd van alles het meeste: vlees, groente. Ik moest er nog van groeien en hard studeren … (die anderen zeker niet dan??)


Ik leerde door haar goede zorgen zo goed dat ik in Utrecht kon gaan studeren van een ruime studiebeurs. Ik kreeg toentertijd een leuke vriendin, Carole,  doo wie de verhouding met ma rigoureus veranderde. Carole was mijn nieuwe idool … niet zo leuk voor ma … maar ja  … Carole was de ware liefde. 

dinsdag 4 augustus 2015

KABOUTERS

Ik heb altijd van boeken gehouden … of liever gezegd van lezen. Een van mijn eerste leesboekjes was ‘Pim en de maan’. Ik heb het wel duizend keer gelezen. Er schijnt een hele reeks Pimboekjes te zijn, maar ik had alleen die ene. Net als van Okkie , daar waren ook een heleboel delen van maar ik had er maar één wel honderd keer gelezen: Okkie en Moortje (Moortje was een poesje). Okkie was geschreven door Leonard Roggeveen. Van Pim heb ik nooit geweten wie het geschreven heeft. Pim is een gewoon jongetje dat kijkt naar de maan en daarover droomt.
Okkie is een kabouter, die allerlei grappige avonturen beleeft met de kat Moortje. Kabouters zijn dacht ik altijd mannetjes en hoogstwaarschijnlijk worden zij al oud geboren … meestal ook met een baard … ze gaan nooit de pijp uit ... heeft iemand trouwens ooit een kabouter geboren zien worden? Of een kind-kabouter gezien? Ja, er bestáán warempel wel héél kleine kaboutertjes maar die zijn toch altijd al héél oud. Misschien heeft er iemand ooit wel eens verhaaltje gelezen waarin een kabouter overlijdt. Ik niet in ieder geval.
Stel je eens voor dat ze wel dood kunnen gaan, dan betekent dat, dat  eens de kabouter als soort ophoudt te bestaan. Want heeft er iemand ooit wel eens een vrouwtjes kabouter gezien? Sterker nog … wie heeft er ooit wel eens een kabouter een nummertje zien maken? Niemand toch. Nee ik denk dat kabouters per definitie oud, onzijdig en onsterfelijk zijn.

Ik zat op een katholieke lagere school en daar wordt ouders dan een abonnement op het Rooms Katholieke Jeugdmaandblad Okki (zonder e) in de maag gesplitst. Het blad had helemaal niks met die kabouter te maken. Het doel van het blad was leren lezen. Ik kan me geen enkel verhaal meer herinneren uit dat blad, ook niet of er wel of geen katholieke verhalen in stonden. Maar of het nu wel of niet door dat blad komt: ik heb wel goed leren lezen.

In de derde klas van de lagere school begon ik Arendsogen te verslinden. Arendsoog en de Indiaan Witte Veder, dat waren mijn grote helden. Helden die het Amerikaanse Wilde Westen wilden temmen. Er zijn maar liefst 63 delen van Arendsoog verschenen; ik heb ze allemaal gelezen. De eerste twintig Arendsogen zijn geschreven door Jan Nowee, die al jong stierf; hij werd 58 jaar). Daarna zijn er nog 43 Arendsogen geschreven door de zoon van Jan:  Paul Nowee. De boeken die door de vader geschreven zijn hebben me altijd het meest geboeid. Grappig detail is, dat, hoewel de boeken zich allemaal in de Verenigde staten afspelen, de schrijvers nooit één voet op Amerikaanse bodem hebben gezet.

Voor ik op de middelbare school mijn verplichte eindexamen leeslijst samenstelde, las ik eigenlijk alleen,
de Nederlandse vertaling van Lady Chatterly’s lovers van D.H. Lawrence;
Ik, Jan Cremer en
de Avonden van Gerard van het Reve.
Van alle drie die boeken heb ik erg genoten en soms herlees ik ze en geniet er dan opnieuw van. Het zijn stuk voor stuk heerlijke leeservaringen.  
Mijn eindlijst van de hbs bestond, behalve uit verplicht oud-Nederlands werk, ook uit wat moderns: Simon Vestdijk stond er onder andere op … die vond ik niet zo veel soeps.

Maar de werken van Jan Wolkers, ik had er twee op mij lijst staan(Kort Amerikaans ... en … Een Roos van vlees) vond ik uitmuntend. 

maandag 3 augustus 2015

FIETSSLEUTEL

Vandaag  is het puik fietsweer. De diverse weermannen zijn het er al dagen over eens: het wordt een mooie zondag.  Samen met mijn overbuurman wil ik gaan fietsen maar die trekt gelijk al zo’n gezicht van: ‘mij te heet, geef mijn portie maar aan fikkie’. Ik hoopte juist op mijn overbuurman, dat hij een idee zou hebben, waar naar toe te fietsen. Want zelf heb ik geen enkele inspiratie,  ja, negatieve: ik weet perfect welke kant ik beslist níét op wil:
Langs de Rotte bijvoorbeeld, daar heb ik nou he-le-maal geen zin, die Rotte had ik dit jaar al twaalfduizend keer gedaan. Genoeg voor dit jaar!
Richting Bergschenhoek ook niet dan rij je teveel langs de snelweg en naar Utrecht fiets je te veel op wegen waar auto’s veel te hard langs je heen zoeven ... daar heb ik absoluut geen trek in.

Het wordt dus fietsen naar het zuiden, richting Barendrecht en zo. Hoewel ik helemaal geen tegenzin heb in een fietstocht, zoek ik wel de op papier gemakkelijkste route. Die Erasmusbrug is voor de gemiddelde fietser, die ik nu eenmaal ben, te stijl, dus die mijd ik tegenwoordig als de pest. Het wordt of de Maastunnel of de Willemsbrug. 
Het kenmerkende van dit fietstochtje is, dat ik mijn keuzes heel laat maak. Nu is het bijvoorbeeld zo dat het stoplicht richting Maastunnel op rood staat en dat in de richting van de Willemsbrug op groen. Dus ga ik over de Willemsbrug. Die brug is te nemen zonder al veel te noemenswaardige inspanning. Als ik op die manier de groene golf volg beland ik vanzelf op de Beyerlandselaan, waar de koopzondag al haast net zo populair is als in het centrum van Rotterdam.

Vanaf nu is route tot Barendrecht vooral groen. Bomen, huizen met mooi verzorgde tuinen. Warm en tegelijkertijd kil vind ik het in dat tamelijk recent gebouwde, erg rechthoekige centrum van Barendrecht.
Ik fiets vanaf nu naar Ridderkerk. De route wordt dan weer feeërieker met kleine popperige huisjes, binnenwatertjes, veel wild-groen, vogels (zwanen met jongen), koeien, paarden (en een pas geboren veulen), schapen.
Opeens zie ik op zo’n vijfhonderd meter een bekende plek: het Van der Valk hotel nabij Ridderkerk. Ik kwam er dagelijks langs toen ik voor mijn werk van het Oude Noorden van Rotterdam naar Zwijndrecht fietste.

Mooi plekje om even te pauzeren. Ben tenslotte nu al ruim twee uur bezig.
Ik zet mijn fiets tegen een lantaarnpaal, trek mijn wielrenshirtje uit, doe zowaar een dutje en merk als ik weer verder wil gaan fietsen, dat mijn fietssleuteltje pleite is. Hij zat in het achterzakje van mijn shirt … zeker er uitgeslingerd bij het aantrekken. Maar waar ik ook zoek, geen sleuteltje. Ik besluit mijn fiets achter een elektriciteitshuisje neer te zetten, redelijk veilige plek, denk ik zo.
Met een RET-bus en de metro ga ik dan naar huis om daar te zoeken naar een reservesleutel. In totaal vind ik vijf reservesleutels, die in aanmerking komen voor mijn fiets.
Met de trein ga ik terug naar mijn fiets, want de plek waar ik hem neergezet heb is dichtbij Station Lombardijen. Godzijdank blijkt de goeie sleutel er tussen te zitten. Al met al ben ik met die hele operatie ruim vier uur kwijt.


Ik besluit voor de zekerheid toch nog even te gaan kijken bij die lantaarnpaal waar ik mijn oude sleuteltje verloren moet hebben … en jawel hoor binnen 10 seconden zie ik dat sleuteltje liggen … maar wèl ruim een meter verwijderd van de plek waar ik toen was. 

zondag 2 augustus 2015

DONKERE WENKBRAUWEN

Er fietst al een minuut of vijf een vrouw voor me. Van achteren ziet ze er leuk uit. Onder haar kleine, bruin geruite herenhoedje wapperen fraaie, lange, blonde en bruine haren.  Ze draagt een kort wit getailleerd jasje en daaronder, een lange zwarte rok, die steeds, net niet, gegrepen wordt door de spaken van haar fiets. Ze heeft een stevig rijwiel. Het frame bestaat uit dikken buizen. Ze zit een beetje vreemd op haar fiets. Haar zadel zit eigenlijk veel te laag en haar stuur te hoog. Ze fietst alsof ze op een Harley Davidson aan het toeren is.
Maar goed, ze komt vooruit èn ze blijft me nog voor ook. Ze kiest de rustige weggetjes in het Oude Noorden … mijdt de drukke Zwartjan- en Noordmolenstraat. 
We gaan precies even hard, want de afstand tussen ons blijft gelijk. Bij de Jacob Catsstraat komt van rechts een autootje aansjezen. Omdat ze hard moet remmen sta ik ineens naast haar.  We kijken elkaar aan en lachen voorzichtig. Een grappig rond gezichtje, bolle wangen, vrolijke bruine ogen en een brilletje met kleine ronde glazen.
Ze mompelt wat onverstaanbaars … kijkt dan weer voor zich uit en fietst verder.
‘Dat heb je nog maar net overleefd, hè?’ zeg ik,  terwijl ik haar rechts inhaal.
‘Jij hebt gezien?’, vraagt ze.
 O, ze is buitenlands. Duidelijk. Spaans zo te horen. Ik houd wat in, zodat we naast elkaar komen te fietsen.
‘Ja, die gek reed veel te hard’
‘Ja, hele jonge stomme Marokkaan,’ zegt ze. Nou weet ik het zeker ze is Spaans; ze drukt haar tong steeds  iets te hard tegen de binnenkant van haar bovenste voortanden.
‘Jij niet haast hebben?’ We fietsen nog steeds naast elkaar. Ik ben in mijn korte broek.
‘Nee, het is lekker weer; ik doe het lekker rustig aan. Even een paar boodschappen doen bij Bas van der H …. Neen bij Dirk van Broek op de Bergweg’
‘O.’ lacht ze,’ ik ook en eh, waar ik geboren, is altijd lekker weer bijna.’
‘Ben je dan Turks, soms,’ raad ik expres fout.
‘Turks?! Ik? Nee! Waarom jij denken dat?’
‘Ik dacht, ze heeft van die mooie donkere wenkbrauwen. Ze komt vast uit Turkije.’
‘Neen, ik ben van Argentina, ik al 20 jaar woon hier.’  Ze is denk ik een jaar of veertig … en daarvan twintig jaar in Nederland … dan had haar Nederlands wel een ietsiepietsie beter kenne wezen,  dacht ik bij mijn eiger.
‘Ga je echt naar Dirk van der Broek?’, vraag ik ongelovig.
‘Hmhm,’ knikt ze.
Het is vrijdag, vroeg in de middag. Ze is zeer doortastend:
‘Jij niet werken?’
Ik vertel haar dat ik niet meer werk omdat in gepensioneerd ben. Ik ben 65 jaar. Helaas reageert ze niet met ‘zo ben je al 65 jaar, dat zou je niet zeggen’. Ze wil ook nog weten wat voor werk ik gedaan heb en of ik getrouwd ben.  Ik zeg haar dat ik nog maar kort geleden gescheiden ben. Ze vindt het raar dat ik mijn trouwring nog draag.
We staan inmiddels voor de supermarkt, stallen onze fietsen en zetten ze op slot. Ze stelt zich aan me voor als Reina.
‘Ik heb die ring nog om omdat ik nog steeds veel van mijn ex houd?’ is mijn reactie op haar bevreemding. ‘Ik ben ook nog steeds heel verdrietig over de scheiding, Reina.’
Haar is, ook kort geleden, iets dergelijks overkomen, zei ze  vaag ... voor uitgebreide verhalen is nu geen tijd … later misschien … daarom wisselen we telefoonnummers uit om  wat af te spreken … een wandeling, een fietstocht of Nederlandse les …

Dat laatste vindt ze niet zo leuk plan. Ze denkt echt dat ze goed Nederlands spreekt. Desalniettemin belt Reina me die zelfde vrijdagavond nog.

zaterdag 1 augustus 2015

FEEST

Ik had me voorgenomen om even niet aan het feestje bij nicht Bianca te denken. ‘Feest’ heeft voor mij niet de klank die het waarschijnlijk voor de meeste mensen zal hebben. Mijn hart krimpt ineen bij het horen van het woord feest. Ik krijg geen dans-  en/of zangkriebels in mijn lijf … geen gezelligheidsgevoelens ook ben ik dan niet zo erg happig op het kennismaken met mij onbekende mensen.
Hoewel het eten en drinken me op een feest nog het minst afstoten, zit ik daar ook niet echt op te wachten. Meestal voel ik me afgezonderd. Het liefst zou ik dan even helemaal in het niets oplossen ... en nu heb ik het alleen nog maar over het feest bij een ander.
Laat staan als ik zelf een feest moet geven. Daar heb ik dubbele gevoelens bij! Ik nodig weliswaar Jan en Alleman uit om bij me langs te komen om feest te vieren maar tegelijkertijd hoop ik dat er niemand komt. Hoewel dat natuurlijk weer jammer zou zijn van het vele eten en drinken dat ik in huis heb gehaald. Ik kan er doorgaans nog drie maanden na afloop van het feestje nog van eten en drinken.

Het lijkt wel of Jan en Alleman het voelen, dat ik liever heb dat ze wegblijven,  want op mijn feestjes komen nooit zo veel mensen. Een stuk of tien. Vijf die ik nog maar net heb leren kennen  en vijf die ik al tot vervelens toe ken:  meestal mijn eigen broers en zussen met hun aanhang.
Bij mijn eigen feestje heb ik constant het idee dat ik achter de feiten aanloop. Ik denk te laat aan het bijschenken van drankjes. Vergeet de muziek, de  hapjes … de lekkere dingen die ik gekocht heb, voor op toastjes … de toastjes zelf ook.
Heel soms heb ik ineens een interessant gesprek met iemand over de politiek, muziek of voetbal en dan vergeet ik alles en iedereen … dan denk ik alleen aan mezelf en mijn gesprekspartner .. als die dan aan mij een nieuw biertje vraagt, denk ik er ineens aan dat er nog meer gasten zijn … die zitten me allemaal dorstig aan te gapen.

Stokbrood, daar denk ik meestal wel aan, brie en camembert ook. Sommige gasten zijn echt asociaal met die Franse kaasjes. Elk jaar weer! Twee grote stukken Franse kaas zijn in een mum van tijd op. Weg. Foetsie. Terwijl er dan zeker nog anderhalf stokbrood over is … één of een paar gasten hebben zich echt de schompes zitten vreten aan die kaasjes ... dat kan toch niet anders ….  even kijk ik niet … en weg is alle kaas … ik had zelf ook wel een stukje gelust.
Nu is er alleen nog dat anderhalve stokbrood. Ik zet er maar een pot pindakaas naast.

Veel alcohol drinken mag ik (van mezelf)zowel niet op mijn eigen feestje als op dat van een ander. Iemand, ik weet niet meer wie, heeft me wel eens gezegd dat ik van alcohol zo veel en zo dom ga zitten lullen.
Op feestjes, ook die van mezelf, drink ik meestal twee alcoholhoudende drankjes: òf een kopstoot (één pilsje tegelijk met een ijskoude jonge jenever) òf èèrst een  biertje dan een wijntje (is prima: wijn op bier geeft plezier … maar nóóit doen: bier na wijn: bier op wijn geeft venijn) òf twee biertjes òf twee wijntjes … dat doe ik ook wel eens.

Feesten zijn vaak te druk, te chaotisch voor mij … zeker feesten bij een ander. Van het vele gepraat, gelach, gevreet en gezuip, daar krijg ik hoofpijn van. Zelf praat ik nauwelijks op andermans feestjes. Ik probeer vaak zo onopvallend mogelijk in de richting van de toilet te sluipen; daar ga ik dan verschillende keren op zo’n feestavond, rustig dom voor me uit zitten staren en nuttig ik er een meegenomen hapje en drankje. Soms dut ik er ook nog een beetje weg. Heerlijk rustig. Daar is het dan voor mij een beetje feest.
After parties zijn wel aan mij besteed: helemaal alleen thuis, eet en drink ik dan wat ik me in de loop van de avond ontzegd heb. Vaak onder genot van een cd van Bob Dylan of de Rolling Stones. Die zet ik dan hard aan op mijn koptelefoon. Daar trekt mijn koppijn vreemd genoeg weer snel van weg.

Aan Bianca heb ik gemaild dat ik zaterdag niet op haar feestje kom.