Mijn dochter Sjanie, mijn
aangenomen kind, begon op haar achttiende ineens kuren te vertonen. Voor die
tijd was ze ook wel bijzonder, daar niet
van, maar vanaf haar achttiende werd het echt storend.
Vòòr haar achttiende was ze
erg rustig, teruggetrokken bijna. Op school sprak ze nooit. Ze knikte als het ‘ja’
moest zijn en schudde haar hoofd bij ‘nee’. Ze wisten op haar eerste school
niet eens of ze wel kon praten. Bij ons thuis praatte Sjanie wel, niet
honderduit … maar … gewoon … Toen Sjanie tien was besloten ze op die school om
haar te laten onderzoeken en daar is uitgekomen dat ze naar een andere school
zou moeten. Een school met meer kinderen zoals zij ... de een praat weinig, de
ander veel, weer een ander kan nog niet schrijven of lezen kortom allemaal
kinderen met een vlekkie. Die school was alleen niet naast de deur: aan het
andere end van de stad. Dus ze werd elke dag met de taxi gehaald en gebracht. Nou,
zo ging het een tijdje goed … ze begon een beetje te praten op school … tot ze een paar dagen achter mekaar helemaal
overstuur uit school kwam: stampen, gillen, kreisen en dikke tranen huilen.
‘Wat is er Sjanie?’’ Ik neem
mijn stiefdochter stevig in mijn armen en leg haar op haar bed. Ik blijf bij
haar in de buurt … streel over haar haren, over haar rug. Ze komt tot rust. Nog
een keer vraag ik: ‘Wat is er gebeurd Sjanie?’ Ze schokt met haar schouders.
Maar zij hoeft mij niks te vertellen. Ik weet wat hier achter zit. Het is die
taxichauffeur, die aan haar gezeten heeft. Daar is ze overstuur van. ’Sjanie,’
zeg ik, ’papa gaat morgen mee met jou in de taxi. Papa gaat mee naar jouw school,
meissie. Ze knikt en snikt. Ik zeg niks tegen haar over mijn vermoedens.
De volgende morgen sta ik met Sjanie klaar
voor de taxi. Ik noteer eerst even zijn nummerbord, voordat ik instap. Zij zit
voorin; ik achterin.
‘Waarom moet jij mijn
nummerbord noteren, ouwe?’
‘Ouwe?… ouwe? … moet jij
eens goed naar me luisteren met die gluiperdkop van je; je weet donders goed
dat ik meneer Spreeuwenhoven ben, ja?! Ik
laat ik me niet piepelen door zo’n lul van een taxichauffeur als jij. Ik ga jouw baas vertellen hoe of jij mij denkt
te kunnen behandelen ... en waarom ik jouw nummerbord noteer? ….. dat gaat je geen ene klote aan
vuile tyfuslijder, dat je d’r bent … rijden moet je .. schiet nou maar op!
Zie je wel dat ik gelijk
had … zelfs waar ik bij zit kan hij niet met zijn vieze gore graaiklauwen van
mijn stiefdochter afblijven. Vanaf de achterbank zie ik ineens dat
rechterklauwtje van meneer de chauffeur opschuiven in de richting van mijn
dochter d’r bovenbeentjes. Precies op het moment dat ik dat zie gebeuren, geef ik een enorme trap tegen de arm van de
chauffeur. Hij schreeuwt het uit van de
pijn … hij kan nog maar ternauwernood zijn stuur recht houden.
‘Dit muisje krijgt nog een
staartje meneer de chauffeur. Ik heb je op heterdaad betrapt.’
Sjanie was helemaal
overstuur. Ik ben even bij haar gebleven
op school en toen mijn zij weer was gekalmeerd, ben ik gelijk naar de
taxicentrale gegaan en heb met de directeur gesproken. Die wist onmiddellijk
over wie ik het had. Die chauffeur was al eerder in de fout gegaan. De man werd
op staande voet ontslagen. Dat hadden ze trouwens al veel eerder moeten doen.
Tot haar achttiende is
Sjanie verder redelijk rustig gebleven; op school ging ze zelfs praten. Na haar
achttiende was ze thuis helaas niet meer te handhaven.