zaterdag 29 april 2017

TWEE VRIENDINNEN

Eerder heb ik al eens geschreven over mijn werk als ‘taalvrijwilliger’. In het kort komt dat werk neer op: één keer per week een á twee uur praten met een nieuwe Nederlander, een man of een vrouw, die niet echt goed Nederlands praat maar zich toch al een beetje verstaanbaar weet te maken. ‘Samenspraak’ heet dit project waaraan ik meewerk. Ik doe dit werk sinds ik gepensioneerd ben, nu zeven jaar.  In die tijd heb ik gepraat met vier Polen, een Syriër, een Marrokkaan, een Turk, een Ethiopiër, drie Iranezen en een Somaliër. Op dit moment praat ik nog met een Iranees, een Somaliër en een vrouw uit Afganistan. Maar met de Iranees en de Somaliër zal dit werk snel afgelopen zijn. Dat komt omdat die twee niet zo gemotiveerd blijken te zijn en naar mijn idee niet zo in de gaten hebben wat de fatsoensregels in Nederland zijn ten aanzien afspraken nakomen.
Met die Iranees, genaamd Shabash,  had ik bijvoorbeeld de afspraak dat hij van twaalf tot twee uur zou komen elke zaterdag. Het gebeurde tot twee keer toe dat hij om vijf over twaalf op zaterdag afbelde. Ik heb hem toen duidelijk gemaakt dat hij mij voortaan op donderdag moest afbellen als hij zaterdag niet zou kunnen komen, zodat ik zaterdags van twaalf tot twee zelf ook nog wat anders zou kunnen plannen. Eén keer belde hij op donderdag af. De zaterdag, een week later, belde hij helemaal niet af en bleef gewoon, zonder bericht dus, weg en deze week krijg ik op vrijdagavond van Shabash een telefoontje met de mededeling (in het Engels) dat hij in Luxemburg zit, dus niet kan komen op zaterdag. Voor mij is nu de maat wel vol; ik spreek nog met hem af voor volgende week zaterdag en zal hem dan zeggen dat ik onze ‘Samenspraak’ beëindig.
Met de Somaliër Hassan speelde iets dergelijks, met dat verschil dat ónze afspraak was in de Centrale Bibliotheek van Rotterdam elke vrijdagochtend van elf uur tot half een. Hij leek aanvankelijk wel gemotiveerd voor Samenspraak maar tot twee keer toe stond ik tevergeefs op hem te wachten in de hal van de Bieb en dat na een reis van drie kwartier. Ik geef toe dat het  niet helemaal netjes is maar ik heb toen twee keer achter elkaar een bijeenkomst met hem (bijtijds, dat wel) afgezegd. De week daarop belde Hassan mij op met de mededeling dat hij op vrijdag en maandag voortaan naar school zou gaan en dat hij dus geen Samenspraak meer nodig had. Ik was  er niet rouwig om.
Blijft nu dus alleen over die Afgaanse. Ze heet Sümüs, ze is mijn 64-jarige  buurvrouw en woont een paar deuren verder. We praten, drinken en snoepen met elkaar wanneer we  daar allebei de tijd voor hebben. Geen vaste afspraak dus.  Het kan op ‘n zondagmiddag zijn maar evengoed een woensdagmorgen. Van praten met elkaar is eigenlijk nauwelijks sprake, daarvoor beheerst ze te weinig de Nederlandse taal.
Onze ‘conversatie’ gaat bijvoorbeeld zo:
S:        Kom thee drinken!
Ik:       Nee, Sümüs, nu niet want ik moet boodschappen doen.
S:        Altijd ‘neen’ jij….boodschappen ……dan jij komen
Ik:       Goed, dan kom ik over ongeveer een uurtje bij je.
S:        Een uur, twee uur ….ik alleen thuis

Ik zit inmiddels bij Sümüs thuis. Zij roept vanuit de keuken
S:        ‘Thee?’ ‘Koffie?’
Ik:       ‘Thee!’
Ze zet van alles bij de waterkannen op tafel: zonnepitten, maiskoeken (niet lekker), chocola en kandij.
S:        Thee maken!
Ze komt nog aanzetten met een Afgaanse soort Studentenhaver en een zelfgemaakte chocoladepasta en laat me ervan proeven. Ik word er bijna misselijk van en ik trek een vies gezicht.
S:        Honderd, ik
Ze pakt een weegschaal uit een kast en gaat er op staan. Ze is vijfennegentig kilo. Ik moet er ook op gaan staan. Ik ben tweeëntachtig kilo met kleren, eten en drinken …. ‘s morgens vroeg, net uit bed weeg ik 77 kilo.
S:        Ik, honderd , ik veel eten, lekker. Waar jou vriendin?
Ik:       Mijn vriendin is op bezoek bij een vriendin van haar.
S:        jij twee vriendin?

Dit mag toch eigenlijk geen Samenspraak meer heten. Ik moest na zeven jaar maar eens wat anders gaan doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten