maandag 12 februari 2018

HUUR

De volgende dag ging ik met mijn moeder naar de Spaarbank. Het was februari 1959. De huisbaas was gisteren aan de deur geweest en had gedreigd ons het huis uit te zetten als we de huur niet binnen drie dagen zouden betalen. Er was bij ons al een paar dagen geen cent in huis. Mijn vader voer op een cruiseschip en de afspraak was dat hij elke week geld naar ons zou overmaken. Dat is een tijdlang goed gegaan maar nu hadden we al twee weken lang geen geld gehad. ‘We’ dat zijn mijn moeder, ik en drie zusjes.
De drie zusjes konden terwijl mijn moeder en ik naar de Spaarbank waren,  zolang worden ondergebracht bij tante Lia een zus van mijn moeder. Tante Lia vond het heel leuk om op mijn zusjes te passen; waarschijnlijk had dat ook te maken met het feit dat ze zelf geen kinderen kon krijgen. Mijn moeder moest per week 15 gulden huur betalen en dat had ze dus bij lange na niet. Mijn moeder vroeg mij om mee te lopen naar de Spaarbank omdat ze het vervelend vond om helemaal alleen die grote afstand te overbruggen. Ik vond het wel mooi dat zij mij vroeg, ik voelde me daardoor een echte grote jongen (ik was toen pas 9 jaar). Het was ver lopen naar de Spaarbank, wel 13 kilometer, dat wist ik niet, dus dat viel me flink tegen, als ik het geweten had was ik niet meegegaan ... dan maar geen grote jongen.
We woonden vlakbij het Sparta stadion en we moesten helemaal lopen naar de Euromast; het was ongeveer anderhalf uur lopen. Gelukkig was het lekker weer, het was februari en het zonnetje stond niet zo hoog aan de hemel. De temperatuur was ongeveer 8 graden, een temperatuur waarbij je wel winterkleding moest dragen maar daar hadden ze bij ons geen geld voor. Zowel mijn moeder als ik droegen herfstkleding en logischerwijs liepen wij anderhalf uur lang te bibberen van de kou.
De Spaarbank was geen gebouw maar een bus. Het was dus een rijdende Spaarbank. Het was druk. Binnen was plaats voor 6 wachtenden en buiten stonden er 10 te wachten. Ik bedacht me dat we zeker pas na een uur aan de beurt  zouden zijn. Maar het ging langzamer dan ik dacht; na een uur waren er pas 9 aan de beurt geweest en waren er nog 6 voor ons. Bovendien was het vervelend dat de zon verdwenen was en er wolken voor geschoven waren, waar regen uit ging vallen. 
Eindelijk waren wij na anderhalf uur aan de buurt. Toen vroeg  mijn moeder naar mijn vaders weekgeld ... maar dat was er niet, volgens de Spaarbankman ‘Komt u morgen nog maar eens terug’, zei hij. Daarvoor hadden wij anderhalf uur gelopen en anderhalf uur gewacht om dit te horen te krijgen en nu wisten we zeker dat we binnen 4 dagen ons huis zouden worden uitgezet. Tenzij we geholpen zouden worden door iemand.

En gelukkig was er zo iemand. Mijn opa, de vader van mijn vader. Opa wilde ons de volgende dag  wel wat geld lenen , voor de huur, als hij het maar zo gauw mogelijk terug zou krijgen. Waarschijnlijk zou dat niet eerder dan over een maand zijn. Maar dat vond opa niet zo’n probleem. Als hij geweten had, dat hij het nooit zou terugkrijgen, had hij misschien wel anders gereageerd. We wilden het geld altijd wel terug betalen, maar we konden het nooit. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten